B B K r N K H O O R E N S i 393
op, uit de Zee van Sicilië, doch van de au- v i.
dere. meldt hy uitdrukkelyk, dat hy dezelve
uit Oostindie gekreegen hadt. Waarom dan höofd-
dat Gewest, van waar de regte Belhoorens simei
van deezén aait afkomftig zyn, vcrzweegen?
Kan dit, zo.wel als het zo even gemelde ten
opzigt van de Patryzen; een misflag zyn, of
meet men ’t als een opzettelyke verfchikking
danmerken ?
Nog gi-ootei- tégenflrydigheid komt ons, ten
ópzigt van deeze Hoorens, voor. Rumphius
z e g t: j, het Dier daar in heeft geen Dekzel,
3, maar legt bloot gelyk andere Slakken.” Dit
heb ik reeds, uit hem, ook ten opzigt van
de Ajuinfehillen gemeld. A d a n s o n , in te-
gendeel, die dergelyke Belhoofens ook aan de
Kust van Senegal waarnam , en ze Minjac
noemt Paar den Malabaarfchen naam, .van den
gezegden Autheur opgegevén; telt dezelven
onder de Gedekzelde *. Hy zegt dit wel van * o}mu.
deeze in ’t byzonder niet, maar hy betrektzeles
tot de. Purperhoorens , waar ï van het Dier 3
(zegt hy) een dun Kraakbeenig, halfmaans-
wys’ Dekzeltje heeft, dat dé Opening taame*
lyk fluit, wanneer hetzelve zig in de Schaal
verbergt, en op de Lyst worden de Minjac
én Tefan, dat is deeze Bel- en de Patryshoo-
rens, beiden, onder de genen die Dekzeltjes
hebben geplaatst: ja hy geeft ’er, ’t geen zonderling
is , een Elliptifch o f Ovaal Dekzeltje,
N dat
*• ï)ÉEt. xvi. simt,