VI.
A f d e e l .
LVI.
H oofdstu
k .
d c x x i i
"Turbo
Pica.
Soldaat»
de zo veel kragt, dat geen Menfch in ftaafc
isj om hetzelve, aan dit Schild gevat zynde,
uit de Schaal te trekken.
Deeze Schulpdieren onthouden zig op Stranden
, die fleile Klippen hebben , waär de Zee
flerk tegen aan bruifcht, en zyn derhalve
moeielyk om naar te duiken, doch als menze
vindt komen zy altoos by Troepen voor, ge-
lyk men zegt van de Sjankoos o f Offerhoo«
rens aan de Kust van Koromandel. De In-
diaanen maaken ’er veel werks van tot Spy-
z e , kookende dezelven lang in heet Water,
tot dat het Schild zig opent, en dan wordt
het agterfte, o f Ve t , voor ‘t beste gehouden.
De Köningen van Boeton eigenen zig deeze
Spyze alleen to e ; weshalve hunne Onderdaa-
nen hun deeze Hoorens als eene Schatting
brengen. Het Schild wordt, tot glad maaken
van Linnen, als een Likfteen gebruikt.
III. Die dik van Schaal zyn met een open
Navel.
. (622) Maanhöoren, die de Schaal genaveld,
Kt-
( 62z) Turbo Testä umbilicatl Conico-rotunda laevi, Den-
ticulo umbilicali. M, L» U. 655. N, 346. B O N A N N. Recr,
H l . T. 29, 30. RUM F H. Rar. T. 21. f. A. GuALTH.
Test. T . 68. f . B* la Pie. AR GE NV. Ctncb. T . 11. É)
f . G» P e t . Gaz. T. 70. f. 9. L i s t . Conch. T. 640. f. 3°«
A D A N S . Seneg. I. T . 12. f. 7. R E G E N F . Ccnch. T. 6. f>
6 6 . Sc T . i i - f. 57. K n o r r Verzam, I» D. Pl» 10. f. t'.
II» D. Pl. 21» f. 3.
Kegelagtig rond en effen heeft, met een VI.
Tandje by de Navel. afdeel*
HoofDDe
Kleur moet aan deeze den Franfchen stu k .
naam van P ie , dat is Aakfter, geeven. Op
een witten Grond is dezelve met zwarte Stree-
pen en Vlakken, inzonderheid gepolyst zynde,
fierlyk uitgemonfterd. Van waar de zonderlinge
Nederduitfche naam, van Soldaat, af-
komftig z y , is my onbekend. B o n a n n i
zegt, dat zy van fommigen de Tyger geheten
wordt, en , wanneer men aanmerkt, dat
de eigentlyke Tygers niet gevlakt zyn, gelyk
de Luipaarden, maar geftriemd, o f breed ge-
ftreept, zo is deeze benaaming niet oneigen.
V a l e n t y n , evenwel, noemt dezelve een
Groote gewaterde fchoone Doijer, die zwart
van breede dwarsbanden is , op een witten
Grond. In ’t Franfch noemt menze ook Veu-
ve, dat is Weduw ; als zynde oogfchynlyk in
Rouwgewaad. A d a n s o n , dieze aan de Kust
van Afrika, by de Eilanden van Magdaleen,
overvloedig vondt, geeft ’er den naam van
Livon , en de langte van vier Duimen, aan;
doch fielt de Grondkleur zw ar t, met witte
Vlakken. Dit maakt geen weezenlyk verfchil.
De N a v e l, zegt hy, loopt tot aan den Top
toe door, dat ook in de mynen plaats heeft,
doch het dubbelde flompe Kanaal, daar L in -
n .e u s van fpreekt, is niet zo blykbaar. Ook
heeft