VI, ryën van Krullen > den Top daar tegen
A fd e e l . aan en fa Staart geknot heeft.
stuk^D By R u m p h io s maakt deezede eerfteSoort
Kruihoo- uit, van de genen, die hy Getakte Kasketten
l ï c x x i u .noemt; doch wy geeven haar, in ’t algemeen,
&g. a. den naam van Krulhoorens, wegens de menigvuldige
Krulagtige Takken, waar mede zy bezet
zyn. Die Autheur merkt de ryën van deeze Krullen
aan, als overblyfzels van nieuwe aangroeijin-
gen, willende dat .het Dier zig t’elkens een derde
van den Omloop vergroote. Dus wordt men,
in de gewoone Krulhoorens, altoos drie volle
ryën gewaar van Krullen , en drie Snuitjes,
welke in de Staart uitloopen. Ik heb ’er doch
zeer fraai jp bruin gebandeerde, met v y f volle
ryën van deeze Krullen , en zodanig eene heb
ik , om de zeldzaamheid en tevens om te too-
nen, dat dit geen regt Kenmerk tot onderfchei-
ding der Krulhoorens van de Brandarisfen is,
hier in Plaat doen brengen.
Onder degenen, die uit B o n a n n i aangehaald
zyn, is de laatfte , volgens V a l e n -
t y n , de groote rosfeen geele Brandaris. De
eerfte, uit den Perfifchen Zeeboezem, is door
zyne fteile Takken van de Oostindifche onderfchei
GE NV* Conch. T . 19. (16) f, C , E. K l e i n Oftmc. T. 4*
f , 8- R E G E N F . Conch, T. I. f. 6, S E B. Kah, III* T. 77,
f , I , 2 , 7. KN O RR Verzam. 1. D. PI. 25. f. 1 , 2 : Pl.
a6* f. 1 , 2 : Pl. 30, f . 4 , S. III. O. Pl* 9» z i 3* V. O.
J l.'H * f. 1« VI* D. Pl. 40» f. 6 j 7i
fcheiden. Deeze vallen wit o f geel, en fom- VI*
ryds van grootte als een Kinderen - Hoofd.
Men noemtze, in ’t Franfch Chausfetrape, Ci- Hoofd-
chorée o f Cheval de Frife, naar dat de Punten STüK*
meer o f min gekruld zyn. . Daar komen ook
witte o f geelagtige voor, met Vleefchkleurige
Takken , die raar z y n ; genaamd Argynfe
Krulhoorens. Voorts heeft men ’er kleinere,
die graauw en bont zyn, als ook zodanigen,
die men Hartehoorens noemt, zynde de kostbaar
ften. Men vindt deeze zelden langer dan
een Pink.
De Krulhoorens zyn rond van L y f , dat , behalve
de gedagte Takken, geribd is en met
kleine Knobbeltjes bezet , van boven Tolag-
tig g e top t, van onderen een dikke kromme
Staart hebbende , welke zig als geknot vertoont.
De Takken hebben geen gemeenfchap
met het binnenfte van de Hooren, die van
binnen wit o f blaauwagtig , glad en blinkende
is als Porfelein, aan den Mond bleek rood o f
Vleefchkleurig.
Van het Dier vind ik niets gemeld; waar-BUttaBy-
fchynlyk zal het niet veel van de in onze Fig.™*{i™ °.f
1. afgebeelde Purperflak verfchillen. Het is ^ *
inzonderheid aanmerkelyk wegens zyn Dekzel-
tje , dat de regte Blatta Byzantina der Apo-
theeken is. Deeze Schulpluikjes zyn ook wel
ovaal , doch aan ’t end zo puntig niet, als de
Zwaardjes van de Vleugelhoorens. Z y moe*
ten,