VI. „ zien* en eenigen daar van, doch zeldzaam,
Afpeel. ’t Strand gevonden.” Die van A dan~
H o o fd ' s o « was zeer fraäy, en met rosfe Streepjes
stuk. Golfswyze getekend. Het Slakje was wit en
hadt een wit Steenagtïg Dekzeltje. De drie
van G u a l t h i e r i , hier• aangehaald , ver-
fchillen zeer van elkander, en die van R um>
p u i u s gelykt naar de één noch de andere.
Dccxvii. (7 17 ) Neriet, die de Schaal genavelden BoU
Jiïerita fondagtig heeft , ’ het Gat van de Na*
VttllluS* * _ . /y» T 7
Eijerdoijer* vel zonder oneffenheden.
‘ Dit zyn de gewoone Eijerdojersy die men
doorgaans uit den rosfeh Goudgeelagtig, mee
bruiner Band en witte Stippen getekend aantreft.
Z y vallen veel grooter dan de groot-
fle Land-Slakhoorens. Men vindt ^r ook die
Leverkleurig zyn, met witte Banden, o f anders
op verfcheide manieren getygerd en ge-
flreept. D e afkomst is uit Oostindie.
Dccxviii. Neriet, die de Schaal gemveld verhe-
JVerita VÊTLó
Albanien* •
Platte.
f717) Nerita Testä UmbillcatäTubglobofd, Uinbilico perfo-
tato tequali. Syst* Nut, XII. Valvata qutnta. Hum PH. Rar*
T . ai* £ D . X n o k r Verzam. I. D. Pl. 7. f. 2: II. D. PI.
2. f, S: Pl. 10. f. St Pl.*n. f . ’i .
(qiO) Nerita Testa Umbilicatä convexä, Umbilico fubcor-
dato, Lobo explanato, M. L. U. 675. N, 385. L i s t . Conch,
4. S. 5. C . 3. f . i , a. Vitellus compresfus. R u M P H, Rar.
T . at* f. B. G D A L TH , Test. T. 67. f . A , B, AH G EN T ,
Conch. T . 10. (7) f. T. Re Genf. Conch. 2®, T, 5 . £ 5 4»
Knorr V t r zm . IV. D. Pl. 7. f. 4» 5 .
venrond heeft, de Navel Ilartyormig ^f*
met een vlak üitgebreide Kwab* LVlir’
H oofd-
De platheid, om welke R ümphius haar stuk»
Vitellus compresfus noemt, onderfcheidt dee-
ze ten duidelykfte van de andere Eijerdoireri.
In de andere aangehaalde Afbeeldingen, evenwe
l, is dezelve niet zeer blykbaar. „ Deeze
s, gelykt best naar een leggende Doijer (zegt.
„ R u m p i i id s , ) want hy is platter dan de
J voorgaande , plat, Leververwig , zonder
, , Spikkels, de Mond langagtig fmal, met een
dun donker bruin Schildje.” W y hebben-
ze , die zeer plat zyn , en van aarizienlyke
grootte, bleeker o f bruiner Leverkleurig. De
afkomst is uit Oostindie.
(7 ip) Neriet, die de Schaal genaveld, ü/y-Dccxix.
vormig , glad heeft, met een gedekte j^amtuia’
Navel, de Opening ovaal. GctepeidtC
T e regt kan déeze Getepelde Èijerdoijer geheten
worden, alzo haar fterk uitpuilende Top
een'
(719) Nerita Tests Umbllicnti ovati glabra, Umbilico ob»
tefto, Apertma ovata. M, L. U» 67S, N. 386. Cochlea nivea.
C o l u m n . A q . T. 52. f* uit. L i s t . Conch, 4. S. 5. C .
3. T . 1, f. 3 , 4. Valvata feptima, albula. R u m p h . Rar.
T, 2ju f, F. G u a l t h , Test. T. 67* f, C , D. Matntneloit
blanc. AR GE NV. Concb, T . 1®. (7) f. X. S e b . Kab, III.
T . 38. f. 9 , 10. KNORR Verzam, IV. D, Pl, 6, f, 3 , 4 :
Pl. 8. f, 4: VI, D, Pl. 40. f. 2, 3.
H h a
I. DEEL. XVI. STUK.