i6 8 B e s c h r y v i n c v a n
VI. „ en Tooten. Hec Vleefch van dit Schulp-
Afdeel» ^ jjjg,. js Vuil w i t , naar het Afchgraauwe
h o o id - ,, trekkende.”
STUK,
ccccxxvTiT* C428) Voluut , die de Schaal uitgerand en
^espertiUt Spüroudagtig , de Gieren met fcherpe
vleermuis. Doornen, de Spil met vier Plooijen heeft
en een gladde Lip.
De fcherpbeid der Doornen niet alleen en
het getal der Plooijen, die in deeze Soort veel
fchuinfer loopen, maar de geheele houding en
Geftalte onderfcheidt die Hoorens, welke men
, Vleermuizen , Vespertiljes o f Varkens - Snuiten
noemt, genoegzaam van de Muziekhoorens
voorgemeld. Z y hebben, bovendien, een zonderlinge
- Tekening , eenigermaate gelykende
naar de Wieken der Vleermuizen, welke ’er
den eerstgemelden naam aan g e e ft, en haar
genoegzaam afzondert van de voorgaande en
volgende Soort, Varkens-Snuiten kunnen zy
20 eigen niet genoemd worden , om dat die
gedaante van haaren T o p , waar van zulks afgeleid
i s , ook plaats heeft in dé gewpone en
w i l -
(438) Valuta Testfl emarginatA Fnfiformi, Anfraaibus Spi-
nis acutis, Columelli quadriplicata, Labiö latvi. M. L. U
S98. N. 840 B o n a n n . Reer. III. T. T. 294. Vespertilio.
RU M P H. Rar. T. 32. f. H. G u ALTH. Test. T. 28. f. G.
Murex Caracoides. R o n d . Test. 78 Sr. B. Kab, m . t . 57*
f . f . & T. 67. f IJ-2J. K n o r R Verzam, I, D, PI, aa,
f, 3, IJ, D. PI, 6, f, 4.
DE V O L U U T E N , 169
wilde Mufiekhoorens. De Lighaamsgeftalte v i.
is, in ’t algemeen, langwerpiger dan in dezel- Afmel
ven; zodanig dat een Vespertilje o n g e v a a r #
tweemaal, en een Mufiekbooren maar ander-stuk ,
halfmaal, de langte. van de dikte heeft.
B o n A N N i vergelykt de Punten, die deeze
Hooren op de Gieren aan den Top heeft, by
Raavenbekken, en 't is zeker, dat z y ’er in
eenigen naar gelyken, doch in anderen zyn zy
niet krom noch fpits. Dit maakt een aanmer-
kelyke verfcheidenheid in deeze Hoorens,
waar van men de voorbeelden ziet in de A fbeeldingen
F , G , I , M , S , V , by G ü a l -
thi e i u , die akemaal tot deeze Soort, en
niet tot de volgende behooren, alwaar zy ver-
keerdelyk door L i nnaï u s aangehaald zyn.
R umphi u s geeft ’er een bleekwicte, fom-
tyks lichtroode Kleur aan, met zwarte Plekken
en Wateren getekend. Ik hebze wit met
eene geele , Vleefchkleurig met eene rosfe ,
Olyfkleurig met eene donkerbruine Tekening;
om van andere verfcheidenheden niet op te
haaien. Zy zyn , getuigt h y , in Oostindie op
alle Stranden gemeen , en worden zeer opge-
zogt tot Spyze van de Amboineezen , die
fmaak hebben in het Kraakbeenagtige Vleefch.
De Boetonders leggenze de Kinderen in ’t
flaapen onder ’t Hoofd, op dat zy .voor nagt-
fchrikken en droomen bevryd mogen zyn, en
heetenze, derhalve, in hunne Taal, Droom-
L 5 hoo