1 5 0 EEN TREUiUGE OPRUIMING.
blijkt het wel, dat uit de rangorde ter Statenvergadering eiet
altijd tot de meerdeTe of mindere belangrijkheid eener plaats mag
besloten worden.
Het oude Rotterdamsche archief behoefde evenwel om den
betrekkelijk laten tijd van den krachtigen wasdom der stad nog
niet arm te zijn. Menige plaats van met meer, zelfs van veel
minder gewigt, heeft vnj wat grooter oveivloed aan te wijzen.
Zelfs zouden wij, met het oog op de snelle opkomst der sta ,
kostbare schatten kunnen verwachten betreffende de ontwikke-
ling van het gemeenteleven, de geschiedenis van het gildewezen,
de uitbreiding van haar handelsbeweging, en plaatselijke bijzon-
derheden in menigte mogten wij hopen te vmden. Werkehjk is
er ook een rijk archief geweest, maar het heeft ongelukkiglijk
veel geleden. En dat niet alleen döor den tand des tijds of door
de gewone ongevallen, waardoor bescheiden uit den voortijd
uit den aard der zaak worden bedreigd, maar ook en vooral
door zorgeloosheid en, ten. onzent geenszins zeldzame,■ onverschil-
ligheid voor de gedenkstukken van vroeger eeuwen. Met name
bii gelegenheid van de verbouwing van het stadhuis werd een
groote opruiming gehouden van „den rommel” , die aldaar werd
bewaard. Gansche kisten met boeken, gansche Stapels papieren
werden op het oude Hoof d verbrand en enkele brokstukken,
destijds door partieulieren uit de vlammen gered, later op. t
archief weer teregt gekomen - een gedeelte van de oudste the-
sauriers-rekening, van 1426 o. a. - geven eemg denkbeeid van
wat er onherstelbaar verloren ging. Het verslag der commissie
aan den gemeenteraad over 1866 bevat bovendien de opgave van
een aantal bescheiden , die vroeger in het archief hadden berust,
m a a r destijds verdwenen waren. De eerste helft onzer eeuw was
over het algemeen niet zeer günstig voor oude archieven. Wat
van het Rotterdamscbe was overgebleven, werd op de zolders
van het raadhuis geborgen en bleef er weinig minder dan ontoe-
gankeliik en onbruikbaar, door de groote verwarnng, waann de
stukken lagen,, en het gebrek aan behoorlijke beschrijvmg. Maar
een beter tijd brak aan. Allengs meer won de overtnigmg veld:,
dat de plaatselijke archieven niet alleen van hoog belang zijn
voor de geschiedenis, maar ook van dadelijk praktisch nut voor
de gemeentelijke finantien. Rotterdam, dat zoo krachtig zieh be-
gon uittebreiden, kwam onophoudelijk in aanraking met allerlei
vragen omtrent eigendommen en regten, ’t Bleek hoe langer
hoe meer noodig, in dienst van de tegenwoordige plannen en
behoeften, het verledene te laten spreken van- de dingen, die
waren geweest, en van de wijze, waarop zij waren geworden.
Er werd besloten de groote voorwaarden te vervullen, die een
archief bruikbaar maken. Het zou worden g e p l a a t s t , geor -
d e n d , g e i n v e n t a r i s e e r d . Op de bovenverdieping van het
stadhuis werden allengs een zestal vertrekken er voor ingerigt,
en de archivaris Scheffer begon met het reuzenwerk, om de
massa behoorlijk in rubrieken te verdeelen. en een’ inventaris
van het voorhandene op te maken. De localen waren in 1861
gereed, en de deelen van het gem.eente-archief, ook elders in
verschillende inrigtingen bewaard, werden derwaarts overgebragt.
Het werk der regeling kon natuurlijk eerst allengs van jaar tot
jaar worden voortgezet. Daar waren tal van bijna onleesbaar geworden
stukken over te 1 schrijven. Het hoogst belangrijke, ja,
onmisbare protocol. der talrijke erven en eigendommen in de
stad moest uit een’ oceaan van verspreide gegevens worden op-
gemaakt; de berigten omtrent personen uit doop- trouw- en
graf boeken verzameld. Lijsten en registers werden aangelegd,
om in den doolhof der boeken en papieren den weg te kunnen
vinden. IJverige nasporingen, op het rijksarchief vooral, bragten
aan het licht, wat daar voor Rotterdam belangrijks was te vinden
, en copieen of uittreksels moesten er van gemaakt worden.
Zulk een arbeid vordert jaren en is nog maar ten deele
voltooid. Dringend was dan ook hulp noodig voor de taak, die
voor een’ ambtenaar te zwaar en te veelomvattend was., te meer,
daar zijn tijd menigmaal in beslag werd genomen voor onder-
zoekingen in dienst der gemeente, bij telkens voorkomende vragen
omtrent allerlei regten en bevoegdheden. De heer E. D. O.
Obreen werd den archivaris ter zij de gesteld. De toestand van