h o o i w a g e n bij b e t r o k k e n l i icht , van J. van Deventer
een’ wa t e rmo l e n , van de Jong een l a n d s c h a p met m i n e ,
door Verboeckhoven gestoffeerd, van Kuwasech, den vader, een
Zwi t s e r s c h l a n d s c h a p , en van den'zoon een g e z i g t aan
d e n Do n a u , een zeldzaam stuk van Roozen, verdienstelijk werk
van Jaspersen, Achenbach’s leerling, van Karel Girardet, van
op den Hooff en anderen, terwijl onder de s t a d s g e z i g t e n
van Weissenbruch,'S. L. Verveer, Leickert en Vertin meer dan
een kunstgewrocht wordt gevonden. Zeestukken zijn er van L.
Meijer, M. T. H. de Haas, — e e n Ame r i k a a n s c h e h av en
— van W. van Deventer en van Gudin: een g l o e i j e n d e
zon en een Af r i k a a n s c h t a f e re el . Ve e s c h i l d e r s als Verboeckhoven
met een’ prächtigen s t i e r , Jacque met s c h a p e n ,
vol waarheid, de Haas met voortreffelijke runderen, Verschuur met
zes schoone stukken, waaronder een paar p a a r den bij een’
mu u r uitmunten, J. van Strij met fraai vee, dragen het hunne
tot den rijkdom der verzameling ruimschoots bij. Bosboom en
C. G. Haanen leverden k e r k e n ; van den eersten is er een mon-
n i k die h e t o r g e l b e s p e e l t , de tweede heeft er ook twee
lamplichten: een i j s s tuk met licht en een ma r k t bij avond.
Ook Rosierse heeft er een lamplicht. Van de dames' Röder, Haanen
en Alida Verstolk zijn er fraaije b l o ems t u k k e n . Talrijk
zijn vooral de f i g u u r s c h i l d e r s . Oude vrouwtjes van Bakker
Korff en Grips, de i n g e b e e l d e z ie ke en k a z e r n e t a a l van
David Bles, b o e r t j e s van H. E. C. ten Kate en een binnen-
huis van Stroebel, een me i s j e van Arie Scheffer, een Cha r l
o t t e C o r d a y van Henri Scheffer, fraaije figuurtjes van Kaena-
merer, Bourenger en van Wijngaerdt, twee schoone tafereelen van
Ed. Girardet, vooral een k i n d m e t een s c h a a p in den
wi n t e r , een uitstekend. v r o uwt j e m e t een k i n d op den
a r m en een b o k j e n e v e n s zieh, van Bouguereau, een en
ander boeit de aandacht bij een rondwandeling op de rijk voor-
ziene bovenzaal. Tot de curiosa behooren de kunstig van haar be-
werkte landschappen van D. Knip; maar eigenaardig aantrekkehjk
is daar de allerliefste verzameling kleine paneeltjes, alien even groot,
door onze eerste meesters beschilderd. En dan wacht ons , „pour la
bonne bouche” , nog een kleine, maar prächtige collectie m een der
benedenkamers. Daar staat een groote B. C. Koekkoek, daar hangt
een voortreffelijke Calame, een mi d d a g van E. Girardet, een
Amo r met een mei s j e van Perrault, e n d r i e uitstekende werken
van Bouguereau: een v r o u w met t am b o u rm , een m e i s j e
aan h a a r t o i l e t en misscbien het schoonste van alles —
een j o n g me i s j e m e t een k i n d op den schoot .
Dat de Rotterdamsche kunstliefhebbers en verzamelaars m
de gelegenheid worden gesteld, veel schoons te zien en voor
hunne kabinetten aan te koopen, daarvan komt voor een goed
deel de eer toe aan de kundige en ondernemende kunsthande-
laars Köhler, Mastenbroek, Brouwer en Vlaanderen Oldenzeel.
.Wij naderen het einde van onzen togt. Vertoefden wij ge-
ruimen tijd in de boekerijen eu schilderijverzamelingen, dan be-
traden wij daarbij een terrein, dat den gewonen toerist of wan-
delaar welligt niet veel belang inboezemt, maar dat toch ook
voor anderen een hooge. mate van aantrekkehjkheid heeft, en
een wandeling door Nederland in het, laatste vierde deel der
19» eeuw zou onvolledig blijven, wanneer ook niet een enkele
blik was geslagen op de wijze waarop in een onzer groote steden
liefde voor wetenschap en kunst zieh openbaart, en op de hulp-
middelen waardoor zij gekweekt kan worden. Vreemde reizigers
hebben ’t over ’t geheel beter begrepen, dan onze stedebeschnj-
vers en geschiedschrijvers, dat een volk mede aan zijn hibliothe-
ken en kunstverzamelingen wordt gekend. Dat uw gids R o t t
e r d am daarvoor uitkoos',. laat zieh ligtelijk verklären. Immers,
bezoeken, als hij met n bragt, kunnen moeijelijk bij een ver-
blijf van een paar dagen worden afgelegd. Zal het overzigt met
zeer oppervlakkig blijven en vermoeijing des geestes met een