vormt een geheel, waarop een gansch eigenaardige Stempel is
geplaatst. In onze groote steden vinden wij deze hoofdtreklcen
terug, en nog lang zal het duren eer zij zijn uitgewischt , al
bragt ’ de nieuwe smaak reeds talrijke veranderingen, al dreigt
de portlandsche cement, die als de mantel der liefde velerlei
ongeregtigheid moet bedekken, met doodsehe eentoonigheid; al
vorderde het toenemend verkeer den aanleg van trottoirs, die
de stoepleuniugen en hekken doen verdwijnen. al werd, in 5t belang
van gezondheid en ruimte, menig voormalige graoht m
een straat hersohapen. ’t Is mogelijk, dat over een honderd jaar
het oorspronkelijk karakter onzer steden zal zijn verloren gegaan
en zij , die na ons komen, alom de groote grijze barakken van
het buitenland zullen overgeplant vinden op onzen bodem, maar
vooralsnog verdringen zij gelukkig onze echt Hollandsche gevels
en geveltjes niet.
Intusschen, bij overeenkomst in hoofdtreklcen, wat onderscheid
en afwisseling in bijzonderheden! Wat 'reiziger, die eenigszins
zijn oogen heeft gebruikt, zal in gedachten Amsterdam verwis-
selen met Rotterdam of den Haag? Wie zal, m de hofstad
rondwandelend, een öogenblik zieh in Leiden of-Haarlem ver-
plaatst achten? Anders is de inrigting der verschillende steden,
anders de bouw harer huizen, anders de beweging en het voor-
komen der bevolking op de straten. Zoo heeft ook Rotterdam
iets bijzonders. Het is een koopstad als Amsterdam; maar waar
vindt gij een stadsgezigt, waarvan gij zegt: d i t ge l i j k t op
Ams t e r d am? Het heeft, e v e n a l s de hoofdstad, zijn kwartieren,
meer bijzonder aan den handel gewijd, zijn aristocratische wijken,
zijn gedeelten door den middelstand bewoond, zijn winkelsträten,
zijn achterbuur.ten, zijn drukke en zijn stille plaatsen; maar
waar vindt gij in' beide steden niet veel meer verschil, dan
overeenkomst? Rotterdam mist nagenoeg geheel de grachten,
met hare hooge steenen bruggen, die Amsterdam m zoo
grooten getale heeft aantewijzen. Zijn havens in de buitenstad
zijn daarmede niet te vergelijken, en de grachten, die men
vroeger in de binnenstad aantrof, zouden, ook al waren zij niet
grootendeels gedempt, toch een' ander karakter dragen. Velen
er van waren maar aan eene zijde toegankelijk, terwijl aan den
anderen kant de huizen uit het water waren opgebouwd, gelijk
aan h e t S t e i g e r achter h e t Ha n g en d en H o u t t u i n en
aan de n Gr o e n e n d a a l nog het geval is. In dit opzigt had
Rotterdam iets Venetiaansch, al durf ik niet beweren , dat die
achtergrachtjes en slooten daarom in al l e opzigten op eene lijn
waren te stellen met wat de dichterlijke städ der Lagunen te
zien en te bewonderen geeft. Maar ook waar aan beide zijden
van het water rijweg en voetstraat lig t, hebben de Rotterdamsche
stadsgezigten iets bijzonders. Dat ligt ten deele in den - bouw-
stijl der huizen. Het Amsterdamsche ,/koopmanshuis” is even als
het Rotterdamsche, tevens p a k h u i s ; maar aan het IJ zijn de
bergplaatsen voor de koopmansgoederen boven, op de zolders;
aan de Maas zijn zij beneden. Aan de straat vindt gij in den
regel ruirne bergplaatsen met groote deuren, en van het woon-
huis alleen den ingang. De „stoepen” , die van het oude Amsterdamsche
huis bijna onafscheidelijk zijn, behooren in Rotterdam
tot de uitzonderingen, en bij de veelvuldige ophooging, die de
begane grond moest ondergaan om bij hoogen waterstand boven
den vloed te blijven, zijn er velen allengs verdwenen. Daarbij
zijn de gebouwen in Rotterdam bijna allen met platte lijsten
gedekt. Met name in de buitenstad zijn de trap- en puntgevels
zeldzaam, evenals de met lofwerk versierde gevels, die in een5
halven cirkel uitloopen. Maar ten deele wordt ook het verschil
tusschen Amsterdam en Rotterdam hierdoor veroorzaakt, dat in
de hoofdstad de scheepvaartdrukte en de handelsbeweging tot
enkele gedeelten is beperkt, terwijl zij hier de gansche buitenstad
vervult. Zeeschepen — tot barken en fregatten toe — liggen
in de havens längs de kaden en lossen hun vracht op den wal.
Groote zeestoombooten brengen hun lading voor de pakhuizen
in de stad. Dat geeft op de straten een gewemel van sleepers
en sjouwerlieden, dat-vervult de lucht met een rumoer van snor-
rende stoommachines, van dreunende wagens, van schreeuwende
stemmen, van neerkletterend ijzer, dat veroorzaakt vaak een