HET TEGENWOOBDIG MUSEUM.
leden had, terwijl ook van de muren genoeg was blijven- staan,
om het gebouw in zijn’ vorigen toestand te hersteilen, met die
noodige verbeteringen, waartoe de treurige ramp gelegenheid
gaf. Een groote verbetering .was voorzeker, dat in de schilderij-
zalen licht van boven werd aangebragt. In 1867 was het gebouw
weer als museum aan zijn vroegere bestemming teruggegeven,
terwijl de lokalen, vroeger bij de Academ i e van b e e i d e n d e
k u n s t e n in gebruik, voor archief en bibliotheek werden inge-
rigt. De Academie zelve stichtte een doelmatig gebouw, ook
voor de tentoonstellingen van schilderijen bestemd, op 6en deel
van het voormalige zoogenaamde bomba z i j n e n k e r k h o f ,
met het front aan de Vest.
De schilderijverzameling, thans in het gerestaureerde Gemee-
nelandshuis te bezigtigen, bevat nog een goed aantal stukken
uit het legaat Boymans. Wij noemen daaronder werken van Berg-
hem, A. Dürer, van Dijck, Govert Flinck, Maarten van Heems-
kerk, N. Maas, M. de Musscher, Netscher, Ostade, Ruysdael,
Salvater Rosa, Murillo en anderen. Maar velen er van gingen
verloren. Door aankoop en geschenken werd het getal schilderijen
weer tot een 350 opgevoerd. Het gelukte, daaronder eenige
-zeer goede oude werken te verkrijgen, deels van dezelfden, van
wie ook vroeger werken waren tegenwoordig geweest > deels van
anderen, er nog niet vertegenwoordigd; maar vooral aan nieuwe
kunst is het tegenwoordig museum veel rijker dan het vroegere ,
en daardoor verloor de verzameling veel van haar eigenaardig
karakter en belang. De catalogus noemt de namen der schilders
en geeft, behalve eenige levensbijzonderheden, van de voornaam-
sten ook de merken op. Eene aanwijzing van de meest opmer-
kelijke stukken kan överbodig worden geacht, waar de catalogus
in ieders bezit kan zijn en de verzameling voor allen openstaat.
Onder de werken die, als later bijgekomen, nog niet in den
catalogus zijn opgenomen, noemen wij een zeer uitvoerig be-
werkte b o e r e nwe r f van Murant, een’ Schilder uit de 17de
eeuw, van wien maar zeer weinig bekend is, een s t i l l e v e n
van Blaise Descoffe, een’ s t u d i e k o p van Billardet, r i j de nd e
a r t i l l e r i e van: Ch. Rochussen, e e n z e e m e t p i nk en, van
Mesdag, v e e van Mauve, de Vi j v e r b e r g in den Haag van
Klinkenberg, S c h e v e n i n g e r s van E. Yerveer, terwijl het den
Heer E. D. 0. Obreen gelukte, den vervaardiger op te sporen
van een der grootste stukken der verzameling, het kapitale re-
gentenstuk van 1654, van het Oudemannenhuis afkomstig en
bij den brand gespaard. Het wordt onder No. 145 van den catalogus
toegeschreven aan Daniel Mytens, den oude, maar is
van de hand van een’ tot nog toe onbekend meester, Jan Daemen
Cool, in 1618 uit Delft naar Rotterdam gekomen en aldaar
in 1660 in het proveniershuis overleden. Bij zijne opneming in
het huis, ten jare 1652, beloofde hij. de vaders van het gesticht
uit te schilderen. 1 Dat hij het deed en hoe hij het deed, kun-
nen wij met eigen oogen aanschouwen. Het belang eener nauw-
gezette archiefstudie blijkt bij vernieuwing uit deze ontdekkmg
van een’ verdienstelijk Schilder, wiens naam tot nog toe met
bekend was.
Bescheidenlijk onthouden wij ons van een vergeh] kmg tus-
schen de oude en de nieuwe scholen, waartoe anders de gelegenheid
ons zou openstaan en de aanleiding niet zou ontbreken.
Een ding kunnen wij in elk geval ligtelijk opmerken, als wij
de portretten en regentenstukken uit de 17‘le eeuw vergelijken
met die uit onze dagen. Wat zouden de afbeeldingen onzer bur-
gemeesters Hoffman en van Vollenhoven, die de kamer ter reg-
terzijde van den ingang versieren, niet - gewonnen hebben , als
de burgervaders, in plaats van hun onbehagelijk officieel kos-
tuum, de rijke en deftige kleedij hunner voorgangers van voor
twee eeuwen droegen!
Had de verzameling teekeningen veel geleden, was ten deele
de schade onherstelbaar, de collectie van omstreeks 3000 num-
1 Vg. Obreen, Ar c h i e f v o o r Nede r l . K u n s t g e s c h i e d e n i s .