ÏEJtCGEJJK.
edelman roept zijn dienstluiden meer te wapen, om hun bloed
te störten in zijn veeten met een’ naburigen Heer. Geen dieven-
benden, door overheidspersonen en ambtenaren gesteund, zullen
des nachts verschrikking komen brengen in dorpen en gehuch-
■ ten. ’t Is veilig op den weg, en wilden wij in het duister naar
Valkenburg wandelen, geen haar zou ons worden gekrenkt. Hoe
liefelijk is die rust, hoe gezegend die vrede! In bonte menge-
ling gaan ons. de beeiden voorbij. Ernstige Romeinen wandelen
hier in de weelde hunner verfijnde beschaving; maar de wilde
horden komen en hun rijke villa’s gaan in vlammen op. Trot-
sche Noormannen draven op hun oorlogsrossen längs de rivier,
wier wateren door het bloed van duizenden van Christenen worden
gekleurd. De heuvelen weerkaatsen het gerinkel der ijze-
ren rustingen en de strijdleuzen van Valkenburg en Luik. Jaren
lang dreunt de donder der kanonnen in oorlog op oorlog, en
ook als hun stemmen zwijgen, is ’t inwendig geen vrede, want
misverstand en verbittering heerscht tusschen regeering en onder-
danen. De gevreesde wbokkenrijders” , de geheimzinnige verme-
tele roovers, vervullen meer dan dertig jaren lang het land van
Valkenburg alom met schrik, totdat, vöor honderd jaar, in
1777, de verschrikkelijke bende door beulshanden was uitge-
roeid. Verbrokkeld was het grond-, en verbrokkeld het regtsge-
bied. Allerlei wetten gelden; in de tallooze groote en kleine
heerlijkheden bewaart ieder Heer zijn zelfstandigheid, slaat zijn
eigen geld en oefent zijn eigen jurisdictie. Sterke kasteelen worden
roofnesten, die jaren lang alle wet en gezag trotseren.
Vorsten in menigte deelen de souvereiniteit.'in een land, als
een dambord in tientallen stukjes verdeeld. Hoeveel verschillende-
afzonderlijke bezittingen hebben wij heden niet doorwandeld!
Hoe verwarrend is de indruk, dien wij ontvingen, terwijl wij
hier en daar het boek der geschiedenis opensloegen! Wat al
bontgekleurde tafereelen verdringen zieh voor onzen geest, terwijl
wij hier rüsten en droomen! Thans is het vrede en veilig-
heid en vrijheid in het land van Overmaze. Wel ons, dat wij
met dien indruk mögen heengaan.
Aan den Heer P. H. Witkamp te Amsterdam dank ik eenige opmer-
kingen omtrent mijne wandeling i n e n om V a l k e n b u r g , die ik hier
gaarne opneem.
Deel I I bl. 316. Ep e n en S l e n a k e n stonden tot het oude hertogdom
Limburg in dezelfde betrekking als Witthem, Gronsveld, Cartiels enz. Bl.
316. Onder de plaatsen tot Guliksch grondgebied behoorende, hadookTege -
l en , tusschen Roermond en Venlo, genoemd moeten worden. Bl. 317. Ook
Belgisch Limburg vormt geen groot deel van het oude hertogdom. Het be-
staat grootendeels uit stukken van het graafschap Loon, eenige Brabantsche
en Luiksche streken, het graafschap Reckheim, de baroniön Kessenich en
Petersheim, de heerlijkheid Leuth, enz. ^ Overigens heeft niet het Weener
Congres, maar koning Willem I de provincie Limburg gemaakt.
St. Gerlach werd niet door keizer Jozef I I opgeheven (bl. 350), maar
door hem in 1785. aan' de Vereenigde Nederlanden afgestaan en in 1786
door de Staten bij het land van Valkenburg ingelijfd.
De Valkenburgsche grotten zijn vermeld in W i t k am p ’s Aa r d r i j k s k .
Wo o r d e n b o e k v a n N e d e r l a n d , bl. 1238.
Ook omtrent andere Limburgsche' plaatsen zijn in dat werk bijzonder-
heden te vinden. Ik eiteerde het niet, omdat ik het hier niet tot miju be-
schikking heb.
Enkele opmerkingen omtrent andere punten vinden hare plaats in de
Bi jv o e g s e l s en v e r b e t e r i n g e n .
He t.opstel ov e r de c a t a c om b e n t e Ge u l h em van prof. H. J.
A l l a r d , te Maastricht, (Aant. dl. II. bl. 371), is sints in het licht versehenen;
eene plaat geeft een afbeelding van de merkwaardige kapel al-
daar, terwijl een verbeterde en vermeerderde uitgave onlangs uitkwam.
Omtrent bijzonderheden uit het landbouwbedrijf in dit deel van Limburg
ontving ik zeer gewaardeerde inliehtingen van den Heer Habets te Berg-
Terblijt. Het gezegde op bl. 43 (dl. III) »de paarden worden afgespannen” ,
berust op een misverstand. Over de Romeinsche heirbaan,'de gasthuizen
längs dien weg en den moord door de »gasten” in het gesticht onder Beme-
leu gepleegd, (bl. 46, 47, 48) is te raadplegen het II deel der P u b l i c a t
io n s , bl. 228 en 252.