Flodorf, op 18 Aug. van dat jaar, de toezegging van honderd
kroonen, van 24 stuivers het stuk, wanneer hij zieh van het
roofnest kon meester maken en het bezet houden. In 1489 werd
het genomen en verwoest.
Welligt werd met Willem van Flodorf deze overeenkomst
gesloten, omdat hij destijds Heer van Ryckholt was. Misschien
ook heeft hij het na de verovering in leen ontvangen en het
slot herbouwd. In het begin der IB* eeuw was de heerlijkheid
althans in handen der Flodorfs en op het einde dier eeuw in
bezit der Heeren d’ Aspremont Lijnden, die de oude goederen
van Willem van Flodorf bezaten.
Jonker Matthys van Richelt, die 24 Sept. 1579 stierf, zal
dan wel uit het. geslacht der oude Heeren van Ryckholt zijn
geweest, maar zelf de heerlijkheid niet in leen gehad hebben.
Ten tijde van Ernst van Lijnden, die in 1636 overleed, wordt
Ryckholt een vrije baronie genoemd. Het bisdom Luik of het
kapittel van St. Maarten schijnt er dus geen regten meer op
gehad te hebben. Kerkelijk behoorden toen ter tijde de opge-
zetenen der heerlijkheid tot de parochie van Gronsveld, wiens
Heer met den pastòor de tienden deelde. In 1693 was Jean
Maximilién de Bounam, ridder van het H. rijk, Heer der bank
van Gulpen en Margraten, burgemeester van Luik, vrijheer van
Ryckholt, en na hem zijn zoon, Jean Baptiste de Bounam. ’t l s
mij onbekend, of Sibilla Magdalena, baronesse van Richelt,
priores van St. Gerlach, 20 April 1721 overleden, en Maria
Joanna Hyacinthe de Riquelle, weduwe van Henri van der
Thommen, Heer van Breust, 19 Jan 1747 gestorven, tot de
familie van latere bezitters van Ryckholt behoorden. In de dagen
der Fransche revolutie bezaten de vrijheeren von Bongert von
Pfaffendorf, in het Guliksche, de baronie. In de eerste helft
dezer eeuw was zij in ’t bezit van den Heer Karel Poswick te
Maastricht; tegenwoordig is eigenaar de baron de Schiervel Yilain
XIIII, die het kasteel des zomers bewoont.
EEN WELBEWAAR.D KASTEEL. 69
Heeft de oude rijksheerlijkheid dus geen zeer belangrijke ge-
schiedenis en zijn alleen eenige verspreide en onzamenhangende be-
rigten omtrent. haar verleden tot ons gekomen, wat ons bekend
is, is als bijdrage tot de kennis van de versnippering van het
grondgebied in de vorige eeuwen en van de verwarde en ver-
wilderde maatschappelijke toestanden op het eind der middel-
eeuwen niet zonder beteekenis. Maar het zijn niet die herinne-
ringen, die ons opwekken om den tijd van ons verblijf te Gronsveld
ons ten nutte te maken tot een bezoek aan het kleine
dorpje, dat zelfs geen kerk of school bezit. ’t Is ons te doen
om zijn kasteel, want zagen wij op onzen togt wover de bergen,”
dorpen en gehuchten, boerensteden en heerenhuizingen, een oud
adellijk slot ontmoetten wij nog niet. Op de plaats, waar eens
de sloten Blankenberg en Gronsveld hun sterke torens verhieven,
zagen wij nieuwerwetsche landhuizen gesticht, en ons overzigt
van het Limburgsche landschap zou onvolledig blijven, wanneer
de middeleeuwsche bürgt daaraan ontbrak. Wij bezochten den
boer in zijn massieve hoeve; wij wenschen, zoo mogelijk, ook
den edelman te leeren kennen, gelijk hij huist op de aloude
stichting van een krijgshaftig voorgeslacht. De mededeeling, dat
Ryckholt nog een welbewaard en bewoond kasteel bezit, doet ons
besluiten, den breeden heirweg op te wandelen. De afstand is
trouwens niet groot. Meer dan een kwartieruufs ligt Ryckholt
niet van Gronsveld verwijderd.
’t Is een open weg, die derwaarts leidt. De kleine boompjes
die er staan, zullen misschien eenmaal aan het nakroost een
verkwikkend lommer bereiden, •— voor ons keeren zij de brandende
zonnestralen nog niet af. Ter regterzijde dalen uitgestrekte wei-
landen langzaam af naar de rivier, die hen bespoelt en in den
winter ten deele met haar vruchtbaar slib overdekt. Aan de over-
zijde der Maas rijst de ons reeds zoo welbekende steile bergwand,
die op haar top de ru'ine van Lichtenberg draagt, en in haar’
schoot de geheimzinnige doolhoven der merkwaardige mergel-
groeve verbergt. Links van den weg klimmen de bouwvelden
tegen de glooijende heuvelen op, wier kruinen rijk met houtge