tien zware locomotieven met hunne tenders in twee indrukwek-
kende reijen langzaam voortreden en op iedere overspanning een
kwartier uurs bleven stilstaan , zij hadden onder storm en sneeuw-
jagt een zware taak! Maar ook al zijn de elementen niet z66
verbolgen, ’t kan ongenadig waaijen op de bru g , en bij regen
vooral zouden wij veel verliezen. Want inderdaad, er is hier vrij
wat te zien, en bij helderen zonneschijn is ’t een aantrekkehjk
tafereel, vol rijkdom en afwisseling, vol leven en beweging, dat
zieh rondom ons uitbreidt. Voor ons de donkere huizenmassa
der stad, met haar talrijke gevels en haar ontelbare schoorstee-
nen, en daar boven de grijze toren der groote kerk op den ach-
tergrond. Hoe schoon van vorm, hoe fijn van toon is die toren!
Links de ß o omp j e s , de lange, deftige kade met haar hooge
huizen en de rei der boomen, waaraan zij haar’ naam ontleent,
de nog niet oude, maar toch reeds kloeke en statige opvolgers
der linden, die er in 1615 werden geplant, toen de nieuwe kade
was aangelegd. Hier liggen de Oostinjevaarders met hun hooge
masten, en in lange treinen trekken de zwaar geladen sleepers-
wagens onder ons voort, terwijl de voortbrengselen der tropische
gewesten, hier op den wal gelost, ginds dwars over de straat
naar de pakhuizen vervoerd, ons met een’ vlngtigen blik iets te
zien geven van het verkeer der stad met onze ver gelegen kolo-
nien. Aan den anderen kant, ter regterzijde, zien wij meer de
drukte van het binnenlandsch verkeer. Daar liggen de rivierboo-
ten längs de Oosterkade. Enkelen stoomen de rivier op, of körnen
van boven af, terwijl hun räderen hun’ weg met lange
sporen teekenen. Daar worden diep geladen aken gesleept, of rüstig
liggen zij op stroom te wachten tot de sterke sleepboot er
voor wordt gespannen. De witte zeilen der binnenschepen blinken,
en het schuim spat op voor den boeg. Op de Koni ngsbrug
wemelt het van körnenden en gaanden, die zieh her- en derwaarts
verspreiden. De kleurige gevels der achterhuizen van het H a r ing-
vl iet schitteren v.rolijk in het zonlicht, geschakeerd met het frissche
groen der tuinen, en op de wegen längs het plant soen bewegen
zieh rijtuigen en voetgangers, door kudden vee en voertuigen
voor goederen afgewisseld. Aan het einde van het ruime plein
ligt het Station van den Rh i j n s p o o rwe g , en daarnevens het
groote gebouw, dat in 1785 aan de oude werf der Admi -
r a l i t e i t van de Maas werd gesticht. De digte boomgroepen
van de Oude P l a n t a g e aan een bogt der rivier vormen den
ernstigen achtergrond. Op den voorgrond, vlak beneden ons,
lossen ligters hunnen last in de ranke stoomers, die naar Ant-
.werpen zijn bestemd. Een verward gedruisch stijgt tot ons op,en
wij zouden niet moede worden van het neerzien op dien rusteloos
woelenden mensehenstroom.
Maar wij moeten onze wandeling voortzetten, verblijd, dat wij
althans in Staat waren tot wat langer vertoef, dan de spoortrein
ons zou hebben vergund, als wij in ’t gevolg der onbarmhartige
looomotief met snelle vaart door dit rijke en boeijende panorama
waren heengevoerd.
Uit een der torentjes bij den ingang der brug leidt een steer
nen wenteltrap naar beneden. Wij maken daarvan echter geen
gebruik, wanneer althans de draaibrug over de W i j n h a v e n niet
open is, en niets belet ons haar voor gesloten te houden. Wandelaars
in den geest als wij kennen geen hinderpalen. Wij bekümmeren
ons niet om de belangen van scheepvaart of spoor-
wegverkeer. Hier hebben wij een paar stadsgezigten. Aan de eene
zijde komen de Wi jn- en S c h e e pma k e r s h a v e n s zamen. Ons
oog volgt de dubbele rei der deftige woonhuizen längs de eer-
ste, aan de tweede de pakhuizen, die uit het water oprijzen,
en de masten der schepen längs de kaden, overal uitstekend tus-
schen het groen der iepen, die gelukkig nog zijn ontkomen aan
al de noodlottige invloeden, waardoor de boomen in een stad
worden bedreigd. Aan den anderen kant overzien wij de menigte
van beurt- en vrachtschepen, die vooral op Maandag en Dinsdag
de O u d e h a v en vult• en längs den ouderwetschen gevel van
het z e e k a n t o o r , waar tot omstreeks 1635 de oude Beursheeft
gestaan, zien wij aan het einde van het H a r i n g v l i e t met zijn
talrijke vaartuigen, de merkwaardig scheefgezakte kerk van de
Engelsch Episcopale gemeente. Als wij voortgaan, wordt voor
HI. 8*