Niet lang trouwens bederft de fabriek bet landschap. Als
wij den spoorweg zijn overgestoken, dan kunnen wij weer on-
verdeeld het ruime uitzigt genieten, voor zoover bet niet wordt
belemmerd door huizen längs den weg. En ruim is het uitzigt;
want wij zijn in de niet zeer breede, maar zeer lange vlakte,
die tusschen de düinen en de boschrijke zoomen van het Spaarne
zieh uitstrekt, en ter regterzijde zien wij, voor ons, over het
vruchtbare weiland, de villa’s van Bloemendaal tegen de be-
groeide heuvels -blinken, of, als wij ons omwenden, nevens het
hooge hout van het B o l wer k , de boschpartijen van S c ho t e n en
h e t Kl o o s t e r , met het spitse torentje van de boerderij bij
den vormeloozen puinhoop, die van Don Frederik’s hoofdkwar-
tier bij het beleg, van het oude huis t e r K l e e f , is overgeble-
ven. En dat Haarlem den naam van de b l o eme n s t a d draagt,
dat heeft zij voor een goed deel te danken aan de tuinen, die
aan onze linkerzijde zieh uitbreideii, en aan de bewoners van
de meeste der eenvoudige, maar nette en goed onderhouden
huizen, die wij voorbijkomen, Want Overveen is het bollenland
bij uitnemendheid. De bloembollenteelt is , vooral in de laatste
jaren, ook buiten den omtrek van Haarlem aanmerkelijk uitge-
breid. Heemskerk en Uitgeest ten Noorden, Hillegom ten Zui-
den, kunnen naauwelijks meer tot de omstreken van Haarlem
gerekend worden, en zoover strekt zieh toch de kring der bloem-
velden u it, terwijl wij zoowel te Schoorl als bij Wassenaar als
de voorposten vinden van het bonte leger, dat in digte gelede-
ren op de akkers staat geschaard. Maar te Overveen is van dit
leger het middelpunt, — het middelpunt van de bollenteelt
en van den bollenhandel. Daar schijnt de grond er ook het meest
toe gesehikt, en men verzekert dat twee bunders land aldaar
zooveel opbrengen als vijftien of zestien elders.
Wie nu meenen mögt, dat hij rondom de bloemens tad het
gansche jaar, het gansche schoone jaargetijde althans, dat veel-
kleurig tapijt van hyacinthen en tulpen zou zien sebitteren, die
zou zieh in zijn’ eenvoud bedrogen vinden. Op de buitenplaatsen
en in de tuinen van vermaak zou hij zonder twijfel de vrolijke
kinderen van Elora, die de tijd meebrengt, in rijken overvloed
zien, maar als de reismaand is gekomen voor landgenoot en
vreemde, dan hebben de velden van Overveen hun’ prächtigen
dosch reeds lang verloren. Dan is het leger reeds geruimen tijd
verslagen, verstrooid, en wie nog staan in t gelid, hebben hun
schitterende . uniformen afgelegd. In klein tenue, dat in geen
enkel opzigt het oog tot zieh trekt, brengen zij negen of tien
maanden van het jaar door. Eentoonig is de kleur van hun groen,
stijf is de vorm van hun loof, en nevens de regte lijnen, waarin
zij op de vierkante bedden zijn geplant, vertoonen zieh schijn-
baar dorre en onbebouwde akkers, die eerst voor de cultuur
zijn gesehikt gemaakt, of waarin de bollen in ’t verborgen groeijen.
Zelfs zou men de teleurstelling ondervinden, van op vele der
wijd vermaarde bloemvelden niets anders dan aardappels te zien.
In April wordt de akker gemest en met aardappels bepoot, om-
dat de hyacinth in half verteerde koemest moet worden geplant.
Drie wagens mest op de vierk. Rijnlandsche roede heeft een deel
van het hyacinthenland noodig. De bol verlangt een’ veenacliti-
gen bodem, die met een laag zand'is bedekt, en dit zand moet
telkens worden aangevuld. Niet overal echter behoeft de bemes-
ting zoo zwaar te zijn. De hyacinthenbol, hier het hoofdverbouw,
die in vier jaren leverbaar is, moet ieder jaar worden verplant;
het eene jaar in een’ zwaren, het andere in een’ ligten grond.
Dit gebeurt in het najaar, in September, en dan worden ook
de nieuwe bollen gelegd in een bed, op een handbreed diepte
uitgestoken. De volwassen bol, die voor de kweekerij gebruikt
wordt, kan op tweeerlei wijze worden behandeld. Men snijdt
hem met de zoogenaamde „kruissnede” in vier deelen, of men
holt hem uit. De eerste handelwijze geeft grooter bollen, maar
in kleiner getal — omstreeks tien of twaalf. Bij de tweede wint
men "vijftien of zestien bollen, maar kleiner van stuk. De stuk-
gesnedene of uitgeholde bollen worden op rijen gezet en over-
aard. Begint het koud te worden, dan dekt men ze met riet.
Terwijl zij daar groeijen, dragen zij niet veel tot versiering van
het landschap bij, want de gesneden bollen geven maar weinig