kel , Wi t t e de Wi t h en Ae r t van Nes gedoopt, alsmede
de straat, die de herinnering aan J o a n van O l d e n b a r n e -
veld bewaart, hielpen mede, om in de telkens toenemende be-
hoefte aan woningen te voorzien. Aan de overzijde der Rotte
werd een nieuwe wijk met plein en straten aangelegd, op de
plaats, waar het slot We n a had gestaan, en daarnaar genoemd.
Aan den Oostkant drong de stad ver buiten het grondgebied,
dat zij in 1490 had verloren, en een net van straten bedekte de
beschikbare ruimte. Een er van ontving den naam van J o n k e r
F r a n s (van Br e d e r o d e ) , een andere van den grooten Hu g o
de Gro o t ; andere houden de gedachtenis van beroemde Rotterdammers,
als v an Al k ema d e , Di r k Smi t s , Me erma r i en
van de r We r f f in eere. Al verder en verder bouwde zij haar
huizenreeksen, zoover haar grondgebied strekt, en wat buiten
haar grenzen ligt, onder Krälingen en Delfshaven, het zag zieh
weldra en in steeds toenemende mate bebouwd en bewoond,
door wie in Rotterdam zelf niet konden of liever niet. wilden
wonen, maar overigens in en van Rotterdam leven. En wat de
rechteroever der Maas, niet meer geven kan, ■ — ruimte tot ver -
dere uitbreiding, —• dat wacht zij öp den linkeroever, waar de
bouw eener nieuwe stad wordt voorbereid. De 82.000 inwoners,
die er in 1847 werden geteld, zijn tot ruim 136.000 geklommen;
de 8172 huizen, in dat jaar opgegeven, werd vermeer-
derd tot ——=— •; wij zoeken het getal, tot onze spijt , in het
verslag van den gemeenteraad over 1876 te vergeefs. Daar was
in de laatste dertig jaren een krachtig, opgewekt leven in Rot-1
terdam. En dat het ook een tijdperk van krachtige ontwikkeling
mag worden genoemd, wij zullen het opmerken, als wij de stad
doorwandelen en op menige instelling zullen mögen wijzen, in
die dertig jaren tot stand gebragt.
Intussehen, reeds voor die laatste belangrijke uitbreiding
had Rotterdam zijn uitwendig voorkomen aanmerkelijk zien veränderen.
Vooral het tijdvak tusschen 1828 en 1833 had vrij
wat wijzigingen aangebragt. De meeste overblijfsels der voorma-
lige versterkingen werden in die jaren gesloopt. De oude vest-
muren bij de Delftsche poort, .die nog het langst hadden gestaan,
verdwenen in 1823, terwijl de S c ha a r s l i j p e r s - en Ke t e l -
b o e t e r s t o r e n s in 1827 voor afbraak werden verkocht. Zij
bragten niet meer dan 75 gülden op. In hetzelfde jaar vielen de
nieuwe S c h i e d ams c h e p o o r t en de We s t e r O u d e Ho of d-
p o o r t , die. bij het B o l w e rk aan de Boompjes stond. De eerste
dagteekende van 1646, de; laatste van 1664. Op het Bolwerk
bleven de sierlijke kanonnen nog staan, die in 1811 de eer hadden
gehad door de Franschen te zijn weggevoerd, maar in 1813
waren teruggekeerd. In 1830 werden zij op het altaar des vader-
lands geofferd, om tegen de blaauwkielen dienst te doen. De
stedelijke' regering bood hen den Koning aan. Zij zijn van dat
uitstapje niet wedergekomen.
De Oo s t e r Ni e uwe Ho o f d p o o r t , aan het andere einde
der Boompjes, bij den mond der Leuvehaven, eveneens in 1664
gesticht, werd in 1832 afgebroken; in het volgende jaar ging
het Ho f p o o r t j e denzelfden weg — het Hofpoortje, dat in
1778 vernieuwd was en zieh smts dien tijd vertoonde als de
ingang tot een kerkhof, met een noodelooze zuiF tusschen de
vier leeuwen van de tegenwoordige K o n i n g s b r u g er boven
op. Zoo verloor Rotterdam in zes jaren tijds vier zijner poorten.
In 1836 volgde. de Oo s t p o o r t , in 1838 de B i n n e nwe g s c h e ,
in 1841 de Go u d s c h e poor t . De laatste van haar torens, de
K r u i t t o r e n aan den hoek der Oostvest, bleef tot 1849 bij
de Marine in gebruik, gelijk hij de Admiraliteit van de Maze
als bewaarplaats van kruit en lood had gediend. Bij de ophef-
fing van de Marinewerf had ook zijn laatste uur geslagen. Drie
poorten werden gespaard om haar bouwkundige waarde ,' maar
twee er van konden toch op den duur hun plaats niet behouden.
De fraaije Wi t t e p o o r t , aan het West-einde der Le u v e h
a v e n, moest ,in 1854 opgeofferd worden; de sierlijke Ou de
Ho o f d p o o r t aan het Ha r i n g v l i e t , in 1856. Thans is alleen de
schoone De l f t s c h e p o o r t nog over, die in zijnetegenwoordige