niet meer dan een paar huiden werden aangetroffen. ’t Is een tij-
germarter van Madagascar. De Heer van Dam, die het dier heeft
overgebragt, redde het bij een schipbreuk, waardoor een groot
deel zijner verzameling verloren ging, door het om zijn’ hals
te slaan en er mede naar land te zwemmen. Wilt gij iets alle-
daags, maar zeer aantrekkelijks, zie dan deze groote volière inet
inlandsche vogels, die er fladderen en nestelen, paren en hup-
pelen als in een bosch. De jongens vertoeven er gaarne bij de
vinken, meezen, sijsjes en wat er verder leeft in de takken,
drinkt uit den waterkom, speelt op den kiezelgrond. Let op de
prächtige faisanten, de kolossale hoendersoorten, de veelkleurige
eenden, de rijk geschakeerde papegaaijen — de Rotterdamsche
diergaarde is zeer gelnkkig in het kweeken van vogels. Ook ont-
breekt het geenszins aan uitheemsche viervoetige. dieren, hier
geboren. Daar is de oude kameel met haar allerliefst jong in het
Moorsche paleis, daar de Amerikaansche bison, de lama’s en
guanaco’s, de drie jonge bevers, hier geboren en opgekweekt,
gelijk in de twintig jaren van haar bestaan in de diergaarde een
niet onbelangrijk aantal geboorten plaats had. Maar de bevolking
van een’ dierentuin is üit den aard der zaak zeer afwisselend
door sterfte en door verkoop. Wij laten de beide jonge olifan-
ten niet onopgemerkt, noch de groote roofdieren in de galerij,
waaronder de prächtige Bengaalsche tijger uitmunt, noch de
merkwaardige gaffelhoren antilope, die de horens afwerpt —■ een
overgang tot de gemsen — noch den reusachtigen eland, noch den
heiligen witten Brahminen-stier, noch menig ander belangrijk
dier, maar het allerminst de humoristische orang-oetan met haar
mengeling van weemoedigen ernst en onvergelijkelijke belachelijk-
heid. Welligt zit zij in baar’ ton en gij ziet niets, dan den rui-
gen, mageren arm, die door het spongat heen den hoed op het
höofd drukt. Welligt ligt zij in haar’ deken gewikkeld en kijkt
alleen haar oudachtig gezigt u uit de plooijen vertrouwelijk aan.
Welligt is zij bezig met het vermeesteren van een’ sinasappel,
die buiten haar kooi ligt en dien zij niet mächtig kan worden,
dan door er met groot overleg een’ doek op te werpen en dien
ZOO naar zieh toe te halen. Welligt is de Heer van den Bergh
met haar aan het speien en ontvangt zij haar opvoedmg van dien
ervaren dierenkenner, die het spoortuintje mede heeft opgengt,
en heeft zij verlof zieh te sieren met een oude pet, waarmede
zij zieh, met vrouwelijke ijdelheid, zoo gaarne opschikt en waarmede
zij op een’ ouden boer gelijkt. In elk geval ziet zij er dwaas
uit; maar het lachen wil toch niet zoo regt van harte tegen-
over het zonderlinge schepsel,. dat zooveel menschelijks heeft en
toch het echt menschelijke zoozeer mist. Reeds gedurende twee
jaar is zij in de diergaarde door zorgvuldige verpleging in het
leven gehouden. Een tweede exemplaar dezer teedere diersoort
is in den zomer van 1877 aangekomen.
Laat de heer van den Bergh u in zijn heiligdom toe, dan
verbaast gij u over de bevallige kunsten, die hij aan eene kaketoe
heeft geleerd, en over de blijkbare ambitie, waarmede lorre zijn
toeren verrigt. .
De trots der Rotterdamsche diergaarde is een viertal eigenaardigheden:
de. ijsbeerenkooi, het groote vogelperk, de rots en
het palmenhuis. •
De ijsbeerenkooi, een ruim verblijf, aan alle kanten met
Sterke ijzeren tralien voorzien, was oorspronkelijk bestemd om
een leeuwenpaar in al de majesteit zijner bewegingen te laten
zien. Maar t was voor den koning der woestijnen te koud. Thans
huisvest het een tweetal ijsbeeren, die, aanvankelijk in feilen stn jd ,
tegenwoordig in de beste verstandhouding leven. Reeds tweemaal
werden hier jongen geboren, waarvan een vierentwintig uren
heeft geleefd, — een zeldzaamheid in een diergaarde. Het groote
vogelperk is een bosch met een beek doorsneden, omringd door
een traliewerk van 50 M. lang, 24 M. breed en 9 M. hoog,
ruim 9000 kubieke M. groot, inderdaad een prächtige inngting,
waar tal van grooter en kleiner vogels als in volle vrijheid leven.
De rots is voor de gemzen, de guanaco’s en andere bewoners der
hooge bergen. Zij. vinden er gelegenheid tot hun halsbrekende
sprongen, en de bezoeker vindt er een grot met voorwereldlijke
schedels, beenderen en schelpen versierd, benevens vier kleine