EEN WA N D E L I N G DOOR R O T T E R D AM.
Onze „Hollandsche” , d. i. onze Noord-Nederlandsche steden
hebben iets eigenaardigs, dat hen van de steden in het buiten-
land onderscheidt. Als een Duitsch schrijver zijn boelc over
Ho l l a n d en de Ho l l ä n d e r s begint met de woorden: „Amsterdam
is een groote stad, als alle andere groote steden” , dan
laat' zieh dit maar in enkele opzigten verdedigen. In het algemeen
is het zeer zeker onwaar. Wie Amsterdam eens heeft gezien,
kan het in zijne herinnering met geen andere stad verwarren. En
dät geldt ook tot op zekere hoogte van al onze steden van eenig
belang. De doorgaans smalle en hooge huizen van baksteen, de
levendige kleuren van het houtwerk aan deuren en vensters, aan
kozijnen en lijsten, de gevels, die • voor het meerendeel met
trappen of in ronde bogen en krollen uitloopen, de stoepen, die
bij velen naar den ingang l e i d e n , d e talrijke grachten, die
de steden doorsnijden, en de menigte van bruggen, die daarover
heen zijn gelegd, — de steenen wallen, waarmee de grachten
zijn omzoomd en de boomen, die er längs zijn geplant, — de
bestrating met keijen in het midden en voetstraten van klinkers
aan de beide zijden, de ijzeren hekken, die de bijzondere eigen-
dommen van de openbare straat afscheiden — dit een en ander
III 9