was zijn begroeid, de overblijfselen van de groote bosseben,
waaraan Ry c k h o l t zonder twijfel zijn’ naam heeft te danken.
Op de grens der beide heerlijkheden stond in vroeger dagen bet
zinnebeeid van den regtsdwang der Gronsvelds, de galg. Nu dit
werktuig des doods niet meer van gindschen heuveltop neerziet,
is het waarlijk niet tot sebade voor het eenvoudig, maar liefe-
lijk en bloeijend landschap om ons heen! Dat de veroordeelde
van die noodlottige piek een heerlijk uitzigt genoot, gelijk een
schrijver over Gronsvelds geschiedenis opmerkt, zal hem de ge-
rigtsplaats wel niet veel aanlokkender hebben gemaakt. In deze
bergen verschool zieh ook de grot, waar in de vorige eeuw een
kluizenaar’woonde, en waar de Gronsveldsche jeugd van den heremiet
onderwijs kreeg. En het laät zieh gissen, dat ook deze zon-
nige hellingen eenmaal den wijnstok droegen, in de dagen toen
de wijnbouw in deze streken inheemsch was. Althans bij Grons-
veld lag van ouds een hoeve, als de We y n g a e r t h o f bekend.
De weiden tusschen den weg en de rivier zijn van reijen
wilgen en populieren doorsneden; hier en daar rijst een meer
of minder digte boomgroep er uit, op eri een tamelijk bosch
wijst de plaats, waar het kasteel zieh verschuilt. Straks blinkt
de torenspits boven het geboomte. Wanneer de overlevering waar-
heid spreekt, dan moet de Maas in vroeger tijden veel breeder
zijn geweest, dan thans. Immers, zij verhaalt, dat de stroom eenmaal
längs den toren van Ryckholt liep, en zij wijst nog de zware,
ijzeren haken, waaraan de burgtheer de voorbijvarende schepen,
wel niet met onbaatzuchtige bedoelingen, vastlegde. Tegenwoor-
dig scheidt een tamelijk breede strook lands het kasteel van
de rivier.
In het dorpje. behoeven wij ons niet op te houden. ’t Is een
kleine verzameling van eenvoudige woningen längs den grooten
weg. Even vöör dat wij het bereiken, buigt zieh een landweg ter
zijde af, die, hobbelig en oneffen tusschen wat hooger kanten
ingesloten, buitengewoon veel op de drooge bedding eener beek
gelijkt. De boog eener brug onder de heirbaan wijst er daü ook
wel op, dat in den regentijd het water van de heuvels neerstroomend,
den rijweg van het kasteel in een kleine rivier her-
schept. In den' zomer schijnt al het regenwater door den zachten
mergelsteen te worden ingezogen, ’t Is althans opmerkelijk, dat
geen enkele beek of watersprenkel tusschen de Voer en deGeule
zieh van de hoogten met de Maas vereenigt.
Ons' drooge rivierbed brengt ons spoedig voor twee steenen
palen, met wapenschilden versierd, S dat het beide ovale en
dus v ro uwe l i jk e Schilden zijn, zal wel aan den ontwerper of
aan den steenhouwer liggen. t— Een ijzeren hek daartusschen
sluit den toegang tot het park, dat overigens geheel met rasterwerk
is omringd. Achter het hek begint een breede kastanjelaan,
die aanvankelijk regtuit loopt, om dan met een’ regten hoek
zieh naar het voorplein van het kasteel te wenden. Van de plaats,
waar wij staan, zien wij het kloeke gebouw ter linkerzijde, aan
den overkant van een ruime weide liggen. Het bestaat uit een’
zeer zwaren Vierkanten toren, met spitsen kap, een daarnevens
gebouwd woonhuis van twee verdiepingen onder een hoog dak,
en twee lagere vooruitspringende vleugels met koepelvormige
daken en kleine torentjes op het midden.
De toren is oud; het overige gedeelte van het slot dagtee-
kent vermoedelijk van het jaar 1779, ten deele misschien uit
nog later tijd. Een steen, die gezegd wordt van het kasteel af-
komstig te zijn en thans in Gronsveld wordt bewaard, heeft ten
minste het opschrift:
Bel lo d e s t r u c t um, c o n c o r d i a r e s t a u r a t um 1779.
Was het in 1489 verbrande slot herbouwd, het blijkt dus
in een der talrijke oorlogen, die de Maasoevers teisterden, op
nieuw te zijn verwoest, en ’t laat zieh denken, dat in den loop
van een drietal zoo onrustige eeuwen een huis in dezen omtrek
wel herhaaldelijk aanstoot moet hebben geleden.
Hadden wij een’ middeleeuwschen bürgt verwacht, wij zouden
ons in Ryckholt teleurgesteld vinden, maar het vertoont zieh
niet te min nog belangrijk genoeg, om gaarne, op uitnoodiging
van den eigenaar, het gebouw onder zijn geleide te bezigtigen, en
geenszins onwelkom is de verfrissching, die hij ons gastvrij aan