P L A A T S IN G DER P L A T E N .
B r e d e r o d e i n w e l s t a n d .........................: .......................................Tegenoyer den t i t e l .
R u in e van B r e d e r o d e . — Holle boom bij Kraantjelek. —
Achter Meerenberg. — Bloemendaalsehe duinen. — Meerenberg.
— Zanderij bij Oyerveen....................................................... Biz. 15
B o o t h ..................................................................................... » 33
S t . P ie ter sberg b i j M a a s t r i c h t . — V a lk en b u rg . — R ijck h o lt. » 65
R u in e van h e t H u is t e r H a e r ......................................................... » 89
R otterd am. — Brag over de Noorderhaven. — Het nieuwe
Spoorwegstation. — De Kolk. — De Lenvehaven. ................. >> 109
R otterdam. — De Üosterkade en de Spoorwegbrug van het
Station der R. S. M. gezien. — Het hnis in Dnizend Yree-
zen. — Het Steiger. — Yoorgevel van de nienwe Yleeschh
a l............................................................................................................. » 133
D e W e st erk a d e t e R o t t e r d am .......................................................................... » 1 8 5
D en B ie r sum . — Goedereede. — De tol van Nienw-Beijerland.
— In Sommelsdijk............................................................. » 265
Y oorpoort van E lswout. —= Benkenlaan bij Elswont. —
Overblijfselen van het Kasteei te Heemstefi................................... » 325
OuD HUIS IN DE BRUGSTRAAT TE MAASTRICHT........................................... » 3 7 3
BREDERODE. - BLOEMENDAAL. - OVERVEEN.
't Is een prächtige najaarsdag, een van die dagen, die wij
zouden uitzoeken voor eene omzwerving in het schoonste deel
van Holland, ’t Is doodstil, geen windje beweegt de bladeren in
de toppen der hooge abeelen. Blaauw is de hemel, maar het is
niet het diepe en donkere blaauw van den zomer; ’t is de grijs-
blaauwe, matte tint van den herfst. Met gouden gloed straalt de
zon. De wingert is reeds purper gekleurd, en het loof der bos-
schen tooit zieh met het geel en bruin van zijn’ ernstigen na-
jaarsdosch. Afgevallen bladeren beginnen reeds den grond te be-
dekken en verspreiden hun’ eigenaardigen geur. De herfstdraden
zweven over het pad. In de takken schettert de koolmees en een
vlugt vinken trekt over, rijzend en dalend als volgden zij de
golvende beweging der zee. Soms valt in de verte een schot. De
goede dagen voor haas en patrijs zijn voorbij! In den zomer is
het hier een paradijs voor het wild, in den herfst voor de jagers.
In zomer en herfst beiden is ’t een paradijs voor den wandelaar.
Wij gaan genieten in de bossohen, op de duinen. ’t Is een uit-
gezochte dag er voor!
Wij hebben aan het Station S a n d p o o r t den spoortrein ver-
III. ! .