zoowel de b o uw h u t t e n als h e t g i l d ewe z e n ter verklaring
aanhalen, maar wat is daarvan in onze gewesten eigenlijk bekend,
behalve de werken, die zij gesticht hebben ?
Binnen de kerk vond men tot 1743 een beschilderd gewelf,
en voor eenige jaren vond men muurschilderingen op den Noor-
dermunr. Destijds trokken zij de aandacht nog niet, en de kunst-
waarde is er niet van onderzocht. Naar ’t verhaal van een’ met-
selaar, die destijds bij het wegnemen van de kalklaag was werk-
zaam geweest, had hij er beeiden, bloemen en krulwerk kunnen
onderscheiden. Onmiddellijk bij den Zuideringang ligt de' zerk
van een’ der vroegere pastoors en daarnevens een zeer kleine
blaauwe zerk, waarop een haringkaak-mesje en een vrij ondui-
delijke figimr, waarschijnlijk een haringkop', is gebeiteld. Hier ligt
zekere J a n Ma c h i e l s e Duffel , die de kunst van haringkaken
zooal niet uitgevonden, dan toch hier ingevoerd moet hebben.
Ouddorp had voor eeuwen vrij wat haringschepen in zee, maar
sints lang is dit bedrijf er vervallen.
De Doopsgezinden hebben hier een kerk achter de pastorie,
die het jaartal 1598 in den gevel draagt en de sporen van hoo-
gen ouderdom vertoont: Op den zolder van dit gebouw werden,
zegt- men, weleer de zamenkomsten der gemeente gehouden. De
tegenwoordige kerk is in elk geval van veel jonger dagteeke-
ning dan het voörhuis. Overigens heeft het dorp geen belang-
rijke gebouwen aantewijzen. Oorlog, brand en overstrooming
hebben ook hier beurtelings hun verwoestingen aangerigt. Het
heuveltje op eenigen afstand, als de b l a a uwe s t e en bekend,
vermoedelijk een ou.de vliedberg, waar de bewoners van het
eiland bij hoog water hun vee en have in veiligheid bragten,
later de plaats, waar het kasteel S p r e e uwe n s t e i n door een’
der Heeren van Voorne was gesticht, nog later, tot 1791, de
piek, waar de vierschaar over burgerlijke en polderzaken werd
gespannen, heeft niets merkwaardigs meer over. Wat er van
ouden steen werd gevonden, is weggevoerd; wat er van oude
gewelvenen gangen in den omtrek school, is in het midden der
vorige eeuw uitgegraven. Ook van de kapel, die nog in 1524
in den zoogenaamden P r e e k h i l stond, waaraan een College van
kanunniken was verbonden en die vooral door zeelieden en vis-
schers werd bezocht, is niets meer te vinden. De naam van
p r e e k h i l of p r e e kw e r f schijnt wel uit de tijden der refor-
matie afkomstig. K warnen daar de Hervormingsgezinden van het
eiland welligt aanvankelijk zamen, om de preek te hooren? Er
mdeten er vrij wat geweest zijn voor 1572, toen hun invloed
z6ö groot was, dat Goeree zonder slag of stoot overging; maar
eerst na dien tijd werden natuurlijk de kerken van Goeree en
Ouddorp hun ingeruimd.
Wij verlaten het dorp längs een der straten, die van het
vierkant om de kerk uitgaan en wij komen op een zandpad
tusschen akkers en schrale weilanden, längs enkele groote en
eenige kleine boerderijen. Wilgen groeijen in overvloed längs
den kronkelenden weg, maar tusschen hun knoestige stammen
en onder hun blaauwgroen gebladerte wassen kruisbezien — hier
d o o r n a p p e l s genoemd -— en meidoorns, die in het voorjaar
de lucht met den geur hunner .witte bloesems vervullen, en
wilde rozen, wier kraclitige loten in den zomer met liefe-
lijke knoppen en vriendelijke bloemen zijn overdekt. De heer-
lijke stem van den nachtegaal klinkt helder en zuiver door de
stilte. Het zonlicht schittert door het digte gewelf der hooge
wilgen met fantastischen gloed, en ’t verwondert ons niet, dat
het land van Ouddorp in het schoone jaargetijde een zeer geliefd
uitspanningsoord voor de bewoners der Overflakkeesche dorpen
is. Weldra kunnen wij een voetpad inslaan, dat ons door het
kreupelhout naar de hooge, witte duintoppen daar voor ons leidt.
Wild en romantisch is h ie r. de natuur. Ginds kroonen kloeke
eiken, die de likteekenen van hun’ strijd met den zeewind dra-
gen, den groenen, met kort en krakend mos begroeiden heuvel.
Daar omringen schilderachtig uitgewaaide boomen de grijze mu-
ren en het rieten dak eener boerenwoning. Daar blinkt het witte