doorsneed de Bornisse den grond, waar later het Spni werd door-
gegraven, maar aan de overzijde is ieder spoor van de voorma-
lige rivier verdwenen. En terwijl wij derwaarts zien, bemerken
wij in den Hoekschen Waard den toren van Piersbil, nog een
welvarend dorp, eens zelfs zöö aanzienlijk, dat men het h e t
k l e i n e Ha a g je noemde, tot 1831 pronkend met een deftig
adellijk lmis, — een dorp, gesticht in een’ vruchtbaren, ten
jare 1524 bedijkten polder, — een dorp, welks naam onaf-
scheidelijk verbonden is aan een der treurigste bladzijden uit
onze geschiedenis. Want wie ooit van den moord der de Witten
hoorde, die hoorde ook van Willem Tichelaar, den Piershilschen
cmrurgijn.
Zoo ontbreekt het bij den Biersum aan allerlei herinne-
ringen niet, en gelijk het daar voor ons ligt, met zijn breed
en laag veerhuis, zijn’ watermolen, zijn scheepjes in de kleine
haven, zijn honten, verwelooze schüren, vormt het een hoogst
eenvoudig, maar vredig en vriendelijk echt Hollandsch tafe-
reeltje, — een dier riviergezigten, waaraan ons goede vaderland
zod rijk is, dat wij er naauwelijks op letten als wij ze voorbij-
varen, en die de rijke kunstminnaar met duizenden betaalt, als
de hand eens genialen schildere ze in hun aantrekkelijke schoon-
heid heeft weergegeven op het doek.
Verder voert ons de boot. Thans hebben wij ter regterzijde
een deel der eertijds zoo uitgestrekte en aanzienlijke heerlijk-
heid Vo or ne, maar de landstreek links behoorde oudtijds nog
tot het gebied der magtige Heeren van Putten. Daar lagen in
1439 een aantal, deels reeds bekade gronden en gorzen, die
Jacob van Gaasbeek, Heer van Putten en Strijen, aan verschil-
lende personen ter bedijking uitgaf. De nieuw gewonnen landen,
aan de geweldige golven van het Haringvliet blootgesteld, moesten
in die zelfde eeuw, in 1456 en 1471, weer op de ingebroken
wateren veroverd worden. Sinds bleef de Kor e n d i j k of de
Go u d swa a r d , gelijk de polder genoemd werd, als een eiland
bestaan, totdat het in 1653, door het bedijken van den Een-
d r a g t s p o l d e r , aan Piershil en Zuid-Beijerland en dus aan
den vasten wal werd verbonden. Het dorp ligt niet ver van het
Spui längs den dijk; zijn huizen zijn grootendeels verborgen
achter een rij van iepen en linden, waarboven .de torenspits uit-
steekt, en als wij het voorbij zijn, dan zijn wij ook weldra het
Spui ten einde gevaren, dan opent zieh voor ons een breede,
indrukwekkende watermassa, het prächtige Ha r i n g v l i e t .
Wij raoeten er dwars overheen, want daar voor ons sche-
mert de lange, läge lijn, die de kust van het eiland Over-
flakkee aanwijst, en digt nevens elkander rijzen.in het verschiet
de beide tweelingtorens van Mi d d e l h a r n i s en Somme l s d i j k
boven de uitgestrekte vlakte omhoog.
Regts en links overzien wij den magtigen stroom. Tot in de
Noordzee kunnen wij hem volgen, het Gat van Goeree u it, waar
ginds, in het verre verschiet, de witte duin.en van Oostvoorne
blinken in de zon. En längs het eiland de t i e n Geme t e n ,
daar ginds aan de linkerhand, smelt lucht en water ineen boven
den lagen Noord-Brabantschen wal, aan gene zijde van het H o l l
a n d s c h Diep. Die schepen daar, bij dien graauwen toren en
die hei verlichte, schitterend witte vuurbaak, liggen voor Helle-
voetsluis. Die trotsche driemaster ginds, door de kleine, sterke
stoomboot gesleept, is te Brouwershaven binnengevallen. Längs
de Zuidkust van Overflakkee, over den breeden stroom, die
Gr e v e l i n g e n , Kr amm er en Vo l k e r a k heet, is hij ge-
komen, om door het kanaal van Vöorne de plaats zijner bestem
ming te bereiken. Voor groote schepen is sints de laatste
jaren ook het gat van Goeree niet meer geschikt. Ondiepten en
platen veroorloven alleen aan weinig diepgaande vaartuigen, dien
veel korteren weg uit zee te gebruiken. Lang voorbij zijn de
dagen, toen het fiere Haringvliet de zware oorlogsbodems der
Republiek tot hun roemrijke togten zag uitzeilen.
De togt over het breede water is volbragt zonder ongeluk-
ken en zonder zeeziekte. Bij harden wind is ’t niet altijd gezegd,