tricht en hier te Meerssen, die dus als dorpskerk in de Neder-
landsche gewesten de eenige is. — Een ander ten onzent gelieel
eenig stuk is in.de kerk zelve'te vinden. Hetiseene t h e o t h e c a
of H. Sacramentshuisje. De legende verhaalt, dat voor eeuwen
de kerk te Meerssen door brand werd verwöest. Het Ciborium
inet de gewijde Hostien loopt gevaar, in de vlammen verloren
te gaan. Maar een jongeling, die bezig is het veld te ploegen,
verlaat paarden en gereedschap en waagt zieh in het brandend
gebouw. Het gelukt hem, het heiligdom onbeschadigd uit den
verdelgenden vuurgloed te redden, en als hij naar zijn’ akker
terugkeert om zijn1 arbeid voort te zetten, dan vindt hij tot
loon van zijn moedige zelfopoffering het werk door Engelen gedaan.
Des jong’lings naam werd niet bewaard
Voor ’t dankbaar nageslacht,
Maar wel zijn daad. De kunstenaar
Heeft in een meesterwerk
Haar afgebeeld in ’t hoofdaltaar
Van Meersen’s nienwe kerk.
Het /;meesterwerk” is nog boven het altaar te zien. Maar vrij
wat grooter kunststuk werd ter zijde er van, tegen een der wanden
van het koor, aangebragt tot bewaring van het zoo wonder-
dadig behouden Ciborinm. Een bundel opgetaste torentjes, uit
een soort van bloem opschietend en zieh tot aan het gewelf verhelfend,
bevat een kamertje, waarin langen tijd het Allerheiligste
werd geborgen. Rondom zijn nissen in den vorm van Gothische
vensters, waarin zinnebeeidige voorstellingen van het H. Sacrament
zijn geplaatst, a ls h e t of fer van Me l c h i z e d e k , de inza-
me l i n g van h e t Ma n n a e. derg., terwijl het werk wordt
gekroond door het beeid van den H. Norbertus, den ijverigen
tegenstander van Tanchelm, die de waarachtige tegenwoordigheid
ontkende. Het schoone, misschien wel wat al te rijk en bont ver-
sierde stuk is uit de eerste helft der 16de eeuw afkomstig, in
de derde Gothische orde ( style f l ambo y a n t ) , metoverhelling
tot den renaissance-stijl.
Op het koor staan goedbewerkte en göedbewaarde koorbanken,
uit de L. V. kerk te Maastricht afkomstig. Wathetbeeld-
houwwerk betreft, moeten zij bij de koorbanken te Breda en te
Dordrecht achterstaan, maar daarentegen prijken zij met fraai schilderwerk
van den Luikenaar Coders, bisschoppelijke Symbolen voor-
stellend. In het N. transcept en in de sacristy zijn munrschilde-
ringen ontdekt, die welligt meer om haar ouderdom dan om haar
kunstwaarde opmerkelijk zijn. Er is echter voor het oogenblik
nog te weinig van te zien, om een oordeel te kunnen veilen.
Enkele Engelen en Heiligenbeeiden zijn er op te herkennen.
Misschien zal er meer voor den dag komen , als de witkalk ver-
wijderd kan worden, maar naar het schijnt hebben de kleuren
reeds veel geleden.
Ook deze kerk was in den tijd der Republiek, en nog na de
oprigting van het koningrijk Holland, bij de R. Cathoiieken en Protestanten
in gemeenschappelijk gebruik. Sedert 1837 hebben de
Hervormden te Meerssen een eigen bedehuis. Ook de Israelieten
hebben -er eene bijkerk.
De lange zomerdag loopt ten einde. Wij hebben den tijd
wel besteed. Na gedanen arbeid is het zoet rüsten. Onder de
boomen, die het Station omringen, wachten wij den trein af, die
ons huiswaarts voeren zal. De zon is ondergegaan, de schemering
daalt. Hoe rüstig en kalm is het hier. Hoe liefelijk suist de koelte
door de toppen. De vermoeide arbeider is naar huis gekeerd. Hier
en daar flikkert een lichtje door de vensters. Enkele vrolijke stemmen
laten zieh hooren te midden der stilte, en in de verte klinkt nu en dan
het geblaf van een’ waakhond op een hoeve. Een indruk van vrede
maakt zieh van ons meester. Veilig kan de landman slapen in zijn
eenzaam huis in de bergen. Onbezorgd kan de daglooner het moede
hoofd neerleggen in zijn afgelegen hut.. Geen vijandige hand zal
zijn schamel eigendom aantasten, geen baldadige ruiterbende zal
zijn welig korenveld vertrappen, geen alarmklok zal hem op-
schrikken uit zijn rust, om hem te zeggen, dat de gevreesde
stroopers naderen. ’t Is vrede aan de boorden der Geule: geen