vordert. Achter de krib ligt nog een groote, ondiepe waterplas,
die ook wel te zijner tijde zal worden ingepolderd. Iiet werk
längs de rivieren staat niet stil. Onophoudelijk veränderen de
oevers van gedaante en al smaller wordt de stroom, die intus-
schen nog altijd een indrukwekkende breedte behoudt.
Weldra hebben wij S c h i edam voor ons, en met sierlijke
bogt wendt de vlugge boot zieh om, om eenige oogenblikken
aan den Steiger aan de leggen. Ook van Schiedam zien wij niet
veel. De stad blijft grootendeels verborgen achter de boomen,
längs de haven geplant, en achter de masten en schoorsteenen
der schepen en booten, die de grondstof aanvoeren voor het we-
reldberoemd fabrikaat, waardoor dm naam „Schiedam” in alle
oorden der beschaafde en halfbeschaafde wereld genoemd
wordt en waaraan wij het te danken hebben, dat aan millioe-
nen het bestaan van een land, dat Ho l l a n d heet, niet onbe-
kend is gebleven. Wat zou de wereld van Holland weten, als
het niet was door Schiedam! Eenige groote vaten liggen op den
wal, ,en gij vermoedt ligtelijk, wat er in te vinden zou zijn. De
sleepers en sjouwerlui we t e n het bij ervaring. Zij verstaan uit-
stekend de kunst, om met een klein boortje, dat tot hunui t -
rusting schijnt te behooren, een gat in het hout te maken, en
na min of meer ruim gebruik van den inhoud, het gat weer te
stoppen met een pennetje, waarvan zij ook voorzien blijken. De
roode en groene kistjes, die wij bij onze wandeling door Rotterdam
zeker wel hier of daar hebben zien inladen, zijn ook uit
Schiedam afkomstig, of althans uit Delfshavcn of Rotterdam, die uit
een jeneverkundig oogpunt ook tot Schiedam gerekend worden.
’t Verdriet ons niet, wanneer het oponthoud hier niet te lang
duu rt; want behalve de beweging der körnende en gaande pas-
sagiers is er niet zeer veel te zien, al is het gezigt over de rivier
met de op stroom liggende schepen ook vrolijk genoeg, om een
wandeling naar h e t h o of d voor de inwoners der stad tot een
aangename uitspanning te maken. Onze boot draagt het hare tot
verlevendiging van het tooneel bij , terwijl haar bei wordt geluid,
de plank wordt ingenomen, de räderen zieh in beweging zetten
en het ranke vaartuig dwars de rivier oversteekt. Tegenover Schiedam
ligt P e r n i s , het nette visschersdorp längs den zwarendijk,
met zijn kloeke botters in de haven en met de vruchtbare landen
daar achter, waarin de rijke boerenhofsteden zijn verspreid en
waar, in de verte, de torens van Poortugaal en Hoogvliet sche-
meren. Wij leggen niet aan, maar als er passagiers moeten worden
opgenomen of afgelaten, dan stoppen wij een oogenblik: een
bootje schiet längs zijde, een tros wordt uitgeworpen, de trap
wordt gestreken — vvoomit” , de räderen doen het schuim weer
opspatten en op de lange golven danst het schuitje naar wal.
Ginds ligt Yl a a r d i n g e n . Ook hier een wijle tijds oponthoud.
Ylaardingen breidt zieh nog grootendeels längs de rivier
op den //zeedijk” u it, maar ook aan de haven zien wij een lange,
dubbele huizenreeks. Daar liggen de fraaije, vlugge loggers, de
opvolgers der plompe buizen en hoekers, waarvan nog enkelen
over zijn. Hier is nog altijd een der hoofdzetels van d e . haring-
en kabeljaauwvangst, al is die tak van bedrijf niet meer, wat zij
vroeger is geweest. Den ouden //buisjesdag” zouden wij niet meer
in eere vinden. Wandeiden wij het plaatsje door, wij zouden
er niets meer aantreffen, wat aan zijn’ hoogen ouderdom herin-
nert. Daar is geen spoor meer over van zijn’ ouden grafelijken
bürgt, noch van het kerkje, dat door Willebrord gesticht moet
zijn geworden, dat door graaf Aernoud aan de abdij van Egmond
werd geschonken en , na langen twist met de bisschoppen van
Utrecht en de abten van Epternach, in 1162 voor St. Adelbert
behouden bleef. Evenmin is er iets bewaard van het prächtige
heerenhuis, dat de ambachtsheeren van Vlaardinger-ambacht er
later bewoonden. Maar behalve een aantal meest enge straten,
grootendeels met läge, maar ook ten deele met meer aanzienlijke
huizen bebouwd, zouden wij er een vrij nieuwe, inwendig zeer
nette Hervormde kerk kunnen bezoeken en den grond, door de
tuinen van het voormalige //Hof” beslagen, tot een zeer gewaar-
deerde openbare wandelplaats ingerigt vinden, die in de deftige
steenen palen van het hek nog de herinnering aan haar vroegere
bestemming bewaart.