zwanen, met hefc wapen der heerlijkheid oin den slanken hals,
statig ronddreven. Bij een boerenhuis, eertijds tot de aanzien-
lijke bijgebouwen van het kasteel behoorende, betreden wij het
voorplein. Hier zien wij wat van Heemstede’s vroegere groot-
heid is overgebleven. Veel is het niet, maar wät er nog is, dat
geeft een’ indruk van grootschheid en rijkdom, die het doet be-
treuren, dat ook dit statige slot in den treurigen tijd van sloo-
pen en verwoesten het noodlot van zooveel edele heerenhuizen
heeft moeten deelen. Daar is vooreerst de fraaije, steenen brug,
met een zestal bogen de breede gracht overspannend, met eene
sierlijke balustrade aan wederzij, in der tijd aan den opgang
met wapenhoudende leeuwen versierd en met zandsteenen bollen
op de pilasters. De brug is geschonden, vervallen, met gras be-
groeid, ten deele van zijn pronk beroofd, maar nog altijd een
getuige van den goeden smaak en den onbekrompen rijkdom
der bezitters, die zulk een’ toegang naar hun slot hadden ge-
bouwd. Daar is voorts de läge hoofddeur aan het einde der brug,
met de hardsteenen zuilen,.half wegschuilend onder struikgewas
en ruigte. Daar is, aan een der zijgebouwen op het plein, een
poortje met zeer fraaj beeldhouwwerk. Daar liggen, onder een
bosch van brandnetels, bij een oude zijpoort, —• thans een berg-
plaats van boerengereedschap, — nog groote gehouwen steenen,
met opschriften, wapens, figúren, brokstukken van standbeeiden
en piedestals. Daar prijken op het plein nog fiere linden, die
haar schaduwen over de schüren en stallingen werpen. Daar is,
in een woord, nog zooveel, wat den bezoeker aantrekt en boeit
op de piek, waar een der trotsche patriciers, een der magtige
regenten uit den bloeitijd onzer Republiok, op de grondvesten
van den zetel van een hoog adellijk geslacht, zieh een waardig
zomerpaleis had gesticht.
Onder den Hollandschen adel werd sinds overoude tijden
de naam van He ems t e d e met eere genoemd. Over eene be-
langrijke uitgestréktheid gronds bezaten zij de ambachtsheerlijk-
heid, en de gunst van graaf Willem II had hun, Tn 1255, het
hooge regtsgebied binnen de grachten van hunnen bürgt geschonken.
Herhaaldelijk had het sterke slot de stormen van den krijg
verduurd jj tot ‘driemalen toe was het vernield en herbouwd,
zoolang de banier der Heeren uit het oude geslacht van zijn
torens woei. De laatste Heer, Jan van Heemstede, de vierde
van dien naam, had het in 1-462 luisterrijk uit zijn puinen weer
opgetrokken. Maar me t hem stierf zijn stam in de mannelijke
linie uit en door zijn dochter Hadewij ging het huis aan de edele
familie Lefebvre, die, uit Antwerpen afkomstig, in onze gewesten
reeds de aanzienlijke heerlijkheid Liesveld en tal van andere
goederen bezat. Roeland Lefebvre zag zijn uitgestrekte bezittin-
gen met ontzaggelijke^ schulden bezwaard en in 1564 verkocht.
Liesveld werd het eigendom van hertog Erik van Brunswijk en
kwam later aan||het huis van Oranje, Heemstede kreeg in de
Lockhörsten en Hovincks nieuwe en evenzeer aanzienlijke bezitters
; maar de bange jaren der geweldige worstelingen met Spanje
bleven ook voor het huis en goed te Heemstede niet zonder
droevige gevolgen. Maar in 1620 braken er beter dagen voor
de schoone heerlijkheid aan. Toen werd zij aangekocht door
Adriaan Pauw. Wat hij nog vond van het slot, in 1462 herbouwd
, is onzeker. Daar moet, naar men zegt, nog vrij wat
van het muurwerk in bruikbaren Staat zijn over geweest. Maar
het geheel onderging voor '-en na belangrijke herstellingen en
versieringen, waardoor het kasteel te Heemstede tot een der
prächtigste verblijven van het in vorstelijke huizen destijds zoo
rijke Holland werd verheven. De zoon van den rijken en wak-
keren Amsterdamschen koopman en burgemeester, Reinier Pauw,
zelf op 26-jarigen leeftijd reeds pensionaris van Amsterdam, ge-
zant in Engeland en Frankrijk, tweemaal raadpensionaris van
Holland, een der onderbandelaars bij den Munsterschen vrede,
ridder van St. Michiel, eigenaar eener gansche reeks van heerlijk-
heden, — Adriaan Pauw was de man, wien ’t aan lust noch vermögen
ontbrak, om zieh te omringen met de weelde, die aan zijn’
rang in den lande voegde. Hoog en fier rees zijn statig slot uit den
ruimen vijver op, met zijn eenvoudig, deftig front, waarin een vijf-
■tal breede vensters naast de rijk geornamenteerde poort de ligging