Wij beklimmen het steile duinpad, dat. ons aanvankelijk door
bet digte struikgewas, later längs de open duinhelling, naar bo-
ven voert. Den bontgekleurden Chineeschen tempel, die hier voor
eenige jaren stond, toen Meerenberg nog het buitenverblijf der
familie van Hoorn was, vinden wij niet meer. Maar wij betreuren
dat kunstgewrocht niet, want wij hebben beter dingen te zien!
Hier zijn wij op de beroemde b l a a uwe t r a p p e n , te midden
der woeste duinwereld. Hier golven de wilde heuvelklingen, door
de zee opgeworpen, Hollands sterke muren tegen de mag-
tige baren. Deels zijn zij naakt en kaal, met blinkend zand be-
dekt, deels zijn zij met kort, vaal mos begroeid, dat kraakt
onder den voet, deels zijn zij met ineengewarde stuiken bewässern
Tnsschen hun toppen liggen stille dalen, en aan hun1 voet
legeren zieh de bosschen met hun bruin en rossig najaarsloof.
Stijgen wij hooger, dan verruimt zieh het majestueuze landschap
telkens meer. Yerder en verder breidt zieh regts en links de
duinenreeks uit, heuvel naast heuvel, dal nevens dal. Over de
toppen der boomen zien wij heen, en hun digte dam vormt den
voorgrond, waaraan de groene weiden, de zware boschgordels
zieh aansluiten. In de verte blinkt de witte belvedere-van het
aanzienlijk buitengoed Du i n - e n -K r u i d b e r g , waarin het prin-
celijk lust- en jagthuis K r u i d b e r g nog voortbestaat, met het
minder edel maar beter onderhouden Du i n e n b e r g verbonden.
Nog hooger klimmen wij, nog ruimer wordt het uitzigt, nog
verhevener het panorama. Daar beneden ons liggen de gebouwen
van Meerenberg tusschen het hout, en daarachter strekt de groene
vlakte zieh uit, uren en uren ver, tot waar in het verschiet de
torens blaauwen van het magtig Amsterdam. Haarlem’s St. Bavo
toont zijn hoog en glinsterend dak, en als een zilveren lint kron-
kelt zieh zijn Spaarne door het läge land. Sparendam en Spaarne-
woude zijn daarginds even te zien. Wat nader bij schemert het
nederige torentje van Sandpoort, en nog digter bij ons ligt de
donkere ruine van den-Brederode in de weide, die zieh bij de
begroeide duinen aansluit. Wenden wij ons om, dan weidt ons
oog over woester tafereel, over de golvende zandheuvels met
hun witte toppen. Daar ginds steekt het eenzame torenspitsje van
Zandvoort even boven een der heuvelen u it, en daar blinkt, als
een metalen Spiegel, de zee.
Nu dalen wij weer. ’t Gaat steil naar beneden. Nieuwe heer-
lijkheid opent zieh voor ons. Een prächtige vallei breidt zieh u it,
getooid met alle schakeringen van licht en donkergroen, van
geel en bruin, van purper en oranje; hier donkere schaduwen,
daar tintelend licht, eiken en dennen, mos en duinzand, golvende
vlakten, het blaauw verschiet, door Haarlem’s kerk be-
heerscht. Ginds schuilt in de diepte van een sparren bosch het
eenzame J a g t d u i n , ook als //de He r d e r ij” bekend en ver-
maard, de boerenwoning met haar schuur en hooischelf op het
boschpleintje in het dal. Daar dalen en klimmen de dennen-
stammen in digte gelederen längs de hellingen, tusschen de
hoogten, op de heuvels: honderden van slanke zuilen, die het
groene gewelf van ineengevlochten naaldloof dragen. Straks slui-
mert aan den voet van een’ prächtigen duin het kalme meertje,
een overblijfsel, naar men zegt, van den overouden, lang ver-
zanden Rijntak, die längs de duinen vloeide en boven Bergen
in zee viel, ’t Is een liefelijk landschap vol vrede. Rondom het
meertje ligt, als een groene krans, de frissche weide, waarin
de bonte runderen grazen. In het helder nat spiegelt zieh de
blaauwe hemel. Statig en ernstig legeren zieh de begroeide duinen
met hun donkere zijden in ruimen kring rondom den stillen
waterplas. Indrukwekkend schoon is het landschap, voor wie het
van den zandweg daar beneden aanschouwt, maar ook hier, van
de hoogte, is het een treffend en aantrekkelijk tafereel. Wij dalen
nog niet, om längs den zoom van het meertje den weg te be-
reiken. Eerst willen wij den hoogen top daar voor ons nog be-
klimmen, om van daar het rijke, heerlijke uitzigt te genieten.
’t Is geenszins hetzelfde als wat wij achter Meerenberg zagen,
al vertoont het ook een gelijksoortig karakter. ’t Is hier vrolij-
ker, met meer afwisseling nog. Het water op den voorgrond
geeft er een levendigheid en een vriendelijkheid, die wij zooeven
misten. De bosschen daar achter, van het Schapen- en Molen