biedt, na onzen togt over de schadmvlooze bergen en wegen.
Bij de voortdurende afwisseling van bezitters en bij de herhaalde
verwoestingen, waaraän bet huis heeft blootgestaan, sehijnen alle
Charters en papieren, die er ooit mögen zijn geweest, verloren
gegaan. De baron de Schiervel verzekert ons althans, dat niets,
wat een arphief gelijkt, meer op het kasteel aanwezig is. Het
eenige, wat nog van het voormalig aanzien der bezitting ge-
tuigt, is een oud wapenschild, met den keizerlijken arend, die
kroon en zwaard en scepter draägt en waaronder staat te lezen:
Ri c h o l t frei j Ka y s e r l i c h e Baronie.
Maar de toren geeft den indruk, dat zijn sterke muren,twee
meters dik, al die veranderingen en al die O verwoestincg?en hebben
overleefd. Wordt ons verhaald, dat hij in 1253 is gebouwd, dan
geldt dat zijn leijen kap en zijn inwendige betimmering zeker
niet, maar zijn stevig muurwerk kan vrij wat stormen hebben
getrotseerd en vast hebben gestaan te midden van den vuurgloed,
die de omringende gebouwen blaakte. Een tweede toren, die aan
den Z. O. hoek van het woonhuis stond, is door den tegen-
woordigen eigenaar voor eenige jaren om bouwvalligheid afge-
broken. Ook die kan tot het oude Ryckholt hebben behoord,
waarvan overigens niets meer is overgebleven •, tenzij dan, dat de
grond rondom het kasteel de oude. fundamenten nog verbergt.
De beide vleugels, thans tot stallen en bergplaatsen ingerigt,
dragen het karakter der 18’ eeuw. Het tegenwoordige koetshuis.
was oorspronkelijk tot kapel bestemd; een sierlijk stukadoorwerk
is aan de zoldering aangebragt. Het vertoont twee wapenschil-
den, waarvan het eene een’ getralieden balk draagt, het-tweede,
naar het schijnt een veld van hermelijn, is met twee balken beladen.
Dezelfde wapens staan uitgebeiteld op een’ steen boven den
ingang van den grooten toren, maar in omgekeerde orde. Zij
komen nogmaals, maar nu in een schild vereenigd, op een der
palen van het inrijhek voor, waar zij de linkerzijde innemen. Het
mannelijk wapen is daar gedeeld, met een’ klimmenden leeuw van
boven, een St. Andrieskruis beneden.. Dit laatste is dat van de
baronnen de Bounam en het vrouwelijk wapen moet dat van
Maria Barbe de Mofharts zijn, met wie Jean Baptiste de Bounam,
vrijheer van Ryckholt, den 1 l ,le“ Augustus 1701 was
gehuwd. Vreemd is het dan, dat in de kapel en aan den toren
de wapens van h aa r ouders zijn aangebragt1, die het slot niet
bezeten hebben, terwijl het ook zonderling i s , dat het stukadoorwerk
in de kapel de verwoesting door den oorlog zou hebben
doorgestaan, of dat bij den herbouw in 1779 daar de wapens
zouden geplaatst zijn van geslachten, die op de bezitting geene
betrekking meer hadden. Wordt de, steen te Gronsveld ten
onregte als van Ryckholt afkomstig beschouwd? Is het jaartal
soms verkeerd gelezen en moet het 1679 zijn? Of heeft de hersteiler
van het kasteel gedaan, wat de tegenwoordige eigenaar
deed, die op het nieuwe hek niet zijn eigen wapen plaatste,
maar de Schilden, die hij op het oude vond?
Wij scheiden maar half bevredigd van Ryckholt, dat ons als
oudheidminnaars en geschiedvorschers teleurstelde, maar afge-
zien daarvan, als een oude vrije baronie zijn belangrijkheid heeft
en als landhuis eene niet geringe aantrekkelijkheid ontleent aan
de begroeide hoogten, die zieh in zijn nabijheid verhelfen, en aan
het prächtig uitzigt op de bergen aan de overzijde der Maas.
Als gij eens te Ryckholt komt, vraag dan naar de heg, die
nooit wil digfgroeijen. Die opening, waarin de nieuwgeplante do-
rens altijd sterven, verhaalt van een’ regterlijken moord op een’
onschuldige. ’t Was in 1780. Nog had de vrije baronie haar
eigen halsregt. Van het slot waren eenige kostbare juweelen ver-
dweneu. De verdenking viel op een’ krainer. Herhaalde toepassing
van de pijnbank ontperst hem eindelijk de bekentenis van schuld.
In de heg, die het slotterrein omringt, wordt een opening-ge-
maakt, om den ongelukkige naar de strafplaats te voeren. Het
‘ Althans van haar’ v a d e r , want haar moeder, Anne Jeanne ä Campo,
voerde geen balken, maar een’ keper van goud op Sinopel.