120 DE CAISSON GEMAAKT EN VERVOERD.
»Van zooveel steens omhoog, op zooveel to u ts■ van onder,
Van zooveel kostelijks, zoo knnstiglijk gewrocht.”
Immers, wat al palen moesten worden ingeheid, eer de slappe,
weeke grond den zwaren last kon dragen! En ’t was hier niet
alleen met het kostbare, maar onder ons gewone, heiwerk te doen.
Twee der vier stroompijlers, de eerste en tweede van de stad
gerekend, de beide laatsten dus wanneer wij van de overzijde
komen, vereischten eene pneumatische fundering; want de zand-
plaat, waar de forsche pilaren een’ vasten grond konden vinden,
lag zoo diep beneden den bodem, dat de längste dennemasten
niet lang genoeg waren, om door de laag van los en onzamen-
hangend moer in den steviger zandgrond te dringen. Weken en
maanden lang kon stadgenoot en vreemde een’ geheimzinnigen
en voor den oningewijde volstrekt onbegrijpelijken arbeid gade
slaan. Aanvankelijk zag hij op de sleephelling aan den overkant
een zonderling gevaarte van ijzeren platen zamenstellen, dat,
eindelijk gereed, een reusachtige koker bleek te zijn, door een
stevig middelschot in twee afdeelingen van zeer ongelijke afme-
tingen gescheiden, waarvan de grootste de „werkkamer wordt
genoemd. Inmiddels was in de rivier een hooge steiget opgerigt,
en toen alles ver genoeg gevorderd was, kon hij de vervaarlijke
caisson van de sleephelling regtstandig te water zien gaan. 'Maar
de diepte was daar te gering om hem op den zolder te doen
drijven, zoodat zijn diepgang door het inpersen van lucht moest
verminderd worden. Dit geschiedde met behulp van locomobiles
en luchtperspompen. Daarentegen dreigde nu het gevaar, dat de
koker zou omkantelen. Hiertegen werd gewaakt door het aan-
brengen van twee schepen, die er vast aan verbonden werden.
En zoo dreef de gansche toestel langzaam en statig, door een
stoomboot gesleept, naar den steiger, waar het werk der fundering
zou beginnen.
Ter bestemder plaatse gekomen, wordt de caisson gebragt
in de opening, die daartoe in den steiger gelaten is. Het. met-
selwerk op den zolder vangt aan. Naarmate het hooger wordt,
wordt de mantel van ijzeren platen, tegen den aandrang van het
DE PNEUMATISCHE FUNDERING.
water genoegzaam versterbt, hooger opgetrokken, en naarmate
de last zwaarder wordt, zinkt de koker dieper, totdat de bodem
der rivier is bereikt. | Vereischt groote zorg, om hem in regten
stand te houden. Wee, wanneer hij kantelt of scheef zak .
Wij zullen straks van een dergelijk ongeval hebben te verhalen.
Als de benedenrand van den caisson op den bodem rust,
dan beginnen de locomobiles, in een loods op den steiger ge-
plaatst, inet hun gewigtig aandeel aan het groote werk. Door
buizen, in den zolder aangebragt, wordt het water mt de werkkamer
geperst, en de arbeiders dalen er in n e e r, om den grond
al dieper en dieper uit te graven, terwijl de geheele caisson hoe
langer hoe meer zinkt. Twee ploegen van werklieden, die elk-
ander om de zes uren aflossen, zijn dag en nacht bij het licht
van waskaarsen bezig, terwijl de stoomwerktuigen steeds versehe
lucht in de werkkamer pompen en den uitgegraven grond uit
de diepte ophalen. Als eindelijk de vaste grond is gevonden
dan wordt de gansche werkkamer met beton vol gegoten, en het
fundament is gereed, waarop de pijler wordt geplaatst. Als die
straks oprijst. uit den stroom en den kloeken bovenbouw torscht,
dan trekt hij de aandacht en dan wekf hij bewondenng. Maar
laat er dan ook aan gedacht worden, wat scherpzmmgheid en
vernuft, wat uitgebreide kennis en wat wijze bedachtzaamheid,
wat volhardende en moeitevolle arbeid, wat schat van geld er
noodig was, eer een enkele steen er van kon worden gelegd, —
laat er aan gedacht worden, wat de rivier onder haar bedding
verbergt en bedekt! „ , ,
Twee der pijlers van de spoorwegbrug zijn aldus gefundeerd,
bovendien nog twee pijlers v a n d e W i l l em s b r u g , die ten
behoeve van voetgangers en voertuigen, daarnevens wordt ge-
bouwd. De pijlers zijn gereed. Zij maken, naast het trotsche ge-
wrocht, waarover de spoortrein heensnelt, wemig vertoonmg. Zij
behoefden op verre na zoo hoog niet te zijn, omdat men geen
rekening had te houden met het verkeer in de stad; zij mogten
zoo hoog niet wezen, omdat de opgang voor de wagens anders
veel te steil zou worden. Maar al zijn zij veel lager en daardoor