374 VERVALLEN GROOTHEID.
dwijnen, al moesten zij toestemmen, dat het niet anders kon.
Daar stond in de B r u g s t r a a t een hoogst belangrijk antiek
gebouw, dat ieders opmerkzaamheid wel tot zieh trekken moest.
,/Een oude oavaille” mögt het zonder onbillijkheid worden ge-
noemd. ’t Zag er haveloos en vervallen uit. Aan de kleine ra-
men ontbraken tallooze ruiten; hier en daar waren gansche stuk-
ken er uit weggevallen; ginds waren de openingen met ruwe,
verwelooze planken digtgespijkerd. Sommige pilasters aan den
gevel waren scheefgezakt, niet weinig gebeeldhouwde koppen
waren gesohonden en onkenbaar geworden, ’t Was een heerlijk
huis, om er donkere, geheimzinnige kamers in te fantaseren,
waarin een vrek, of een menschenhater, of een rampzalige met
een duister verleden en een wroegend geweten, zijn eenzaam le-
ven sleet, en zoo eenig huis ter wereld, dan had dit regt op een
spook. Daalde uw oog naar het.onderste gedeelte van den gevel,
dan keerdet gij in zooverre tot de werkelijkheid terug, dat
u door een paar meer moderne winkelkasten en een bord met
een’ Hollandschen naam en een Fransch opschrift inliohting werd
gegeven omtrent den tegenwoordigen bewoner en de huidige
bestemming van het huis. Een hoedenfabriekant verkocht er allerlei
hoofddeksels, en sigaren bovendien. Die ond-erpui was met
het overige niet meer in' overeenstemming; trouwens, dit gedeelte
van den gevel bevatte, voor zoover bekend is , ook vroeger,
niet meer dan een eenvoudige deur en een paar onversierde
vensteropeningen. Maar overigens hoe fraai van stijl, hoe
rijk aan afwisseling was dit opmerkelijk gewrocht onzer oude
burgerlijke bouwkunst! Wel verdient het eene plaats in een
werk als dit, waarin wij allengs verdwijnende overblijfsels uit
de dagen van weleer althans door het teekenstift in herinnering
willen helpen houden. En te meer is het oude huis in de Brugstraat
te Maastricht het waard, omdat het overigens in geen
enkele beschrijving van Maastricht vermeld noch afgebeeld is.
Er schijnt evenwel van zijn geschiedenis niets bekend, en geen enkele
overlevering is e r, voorzoover wij ontdekken konden, aan
verbonden. Wat aanzienlijk edelman of vermögend burger ’t
ONBEKEND VERLEDEN. 375
uit ruime beurs heeft gesticht, welke geslachten er huisden, eer
’t een pettenwinkel werd, schuilt in het duister. Bij het afbre-
ken werd, volgens ingewonnen berigten, niets opmerkelijks ge-
vonden. Heeft eens de inwendige betimmering aan de uitwen-
dige sierlijkheid beantwoord, dan zijn de sporen daarvan verloren
gegaan, en wij hebben dan ook overigens niets te zeggen
van het thans verdwenen huis, dat alleen nog belangrijk was
om zijn’ fraaijen voorgevel, waarvan de uitvoerige en wel gelij-
kende afbeelding iedere beschrijving overbodig maakt.
VERBETERINGEN EN BIJVOEGSELS.
Betreffende het graafschap JDalen, dat ik vroeger bij Coevorden zocht,
ben ik thans beter ingelicht en neem ik dns gaarne mijn'gevoelen terug.
R a c e r wijdt in het §§§; deel zijner g e d e n k s t u k k e n een zeer uitvoerig
betoog aan de bepaling van de ligging er van, met allerbelangrijkste bij-
lagen. Maar dat deel ontbrak aan het exemplaar, waarover ik destijds kon
beschikken. Later vond ik het in de bibliotheek van het Leeskabinet alhier,
door den Heer P. H. Witkamp te Amsterdam er op gewezen.
Aan denzelfden belangstellenden geschiedvorscher dank ik de wetenschap,
d a t de brief van H a rm a k e r u s (U t r e c h t s c h e V o l k s a lm a n a k 1846
blz. 133 e. v.) , dien ik Deel I I , blz. 239 gebruikte, verdicht is door den
inzender in dien almanak — een wel wat gevaarlijke fictie, als er een naam
onder staat, die vertrouwen verdient en bezit.
Een ander vriend maakt mij opmerkzaam op hetgeen ik omtrent Wamsveld
schreef (H blz. 133), dat o.a. »de gelegenheid tot goed onderwijs in de
nab urige stad” vele vreemdelingen trek t; hij acht dat eenigszins onbillijk
tegenover de voortreffelijke kost- en dagschool voor meisjes van de dames
De V r i e s. Teregt, maar ik wist destijds n ie t, dat het ook een cl a gschool w as.
De Heer K. F. W. Ro o s e b o om, civiel ingénieur alhier, verpligtte mij
met eenige opmerkingen omtrent bijzonderheden Gouda betreffende, en wijst