een houten huisje, waarin des nachts een der geleidelichten
wordt ontstoken. Daar, in het eenzame dal, woont de licht -
wachter met zijn gezin. Landwaarts in overziet' het oog den pol-
der, tot waar de We s t e r d u i n e n oprijzen uit de vlakte. Maar
het meest trekt de zee ons aan, de magtige, majestueuze zee.
Waarlijk, aan afwisseling van natuurtafereelen ontbreekt het in
het land van Ouddorp n ie t!
Wij gaan verder, Zuid-Westwaarts op, en wij laten de zee-
dninen ter zijde liggen, want de naaste weg leidt door de vlakte,
tot dat wij komen beneden den zwaren dijk, die aanvangt waar
de duinreeks ophoudt. ’t Is weer het gezigt over het polderland,
als elders. Maar als de weg ons straks op de dijkkruin voert,
dan zien wij nevens ons de breede watermassa van het B r o uw e r s-
h a v e n s c h e gat . Ook hier zien wij de slikken längs het Strand
zieh ver uitstrekken, met hun glinsterend grijs, Zoo verbündend ,
als de zon er op straalt, en slechts ter naauwernood onder-
scheidt het oog aan den overkant de läge kust van S c h o uwen
en de oude. kerk van Brouwershaven en de groote schepen op
de reede.
Längs de uitloopers der Westerduinen, de „k 1 eine du in e n” ,
waar de boeren het jonge vee in drijven en waar wij de aarden
wallen terugvinden, over de kleine haven. van Ouddorp, die in
het zeegat üitloopt, op den grindweg tusschen bouwland en boom-
gewas, bereiken wij weer de bewoonde wereld, waar hofste-
den liggen en arbeiderswoningen, waar een landelijke buiten-
herberg des zomers tal van bezoekers uit het eiland en uit den
vreemde tot zieh tr e k t, en zoo komen wij, wel voldaan, op
ons punt van uitgang terug.
Na hetgeen wij van het land van Ouddorp zagen en naar
hetgeen ons verhaald wordt omtrent het gedeelte, dat wij niet
bezochten, verwondert het ons niet, dat van hier een niet gering
aantal landverhuizers hun fortuin • in de nieuwe wereld
hebben beproefd en dat velen zijner-ingezetenen, ook al gaan
zij zöö ver niet, toch elders werk en brood gaan zoeken. Wat
den wandelaar aantrekt is niet altijd voordeelig voor den arbeider.
Hier treffen wij vrij wat woeste, onvruchtbare gronden,
die de kinderen des lands niet veedan kunnen, en meer dan
elders op het eiland drukt hier de achteruitgang van de mee-
krapteelt. Want hier vooral was het een hoofdverbouw. In 1876
werden er nog, van 58 hectaren, 196000 kilogram wortels gewonnen,
terwijl 70 hect. nog beteeld waren. Maar in 1872
werd de oogst van 120 hect. gedolven en bleven er nog 130 hect.
over. Zes meestoven, allen met stoom werkende, gaven hier
vroeger welvaart aan velen. Het land vereischte veel arbeid,
daar de meekrap een’ zwaar gemesten grond vordert, en de
verbouwe/ reeds jaren te voren den akker er toe bereiden moet.
Tal van handen waren noodig, om, op ’t eind van April of
in ’t begiri van Mei, de kiemen van de oude meekrap af te
plukken en ze, — na'.in modder te.zijn gedompeld, om het
versterven door te groote droogte te voorkomen, met een
zetstok of kleine spade in opgeploegde bedjes van ca. 30 centim.
breedte en 10 centim. hoogte te planten. Dan kwam het wieden,
in November het dekken met aarde, om krachtiger uitspruitsels
te verkrijgen, eindelijk het delven van de 50 centimeter lange
wortels, of het uitploegen met een zeer groote ploeg, so ms
met 7 of 8 paarden bespannen, terwijl dan de uitgeploegde
vruchten met groöte zorgvuldigheid werden opgezameld. * Het
vervoer naar de stoven, het droogen in den „toren” , het schoon-
maken, het malen, het verzenden van de „raeijn” naar. de ga-
rancine fabrieken, hield wederom velen bezig. Geen wonder,
dat de welvaart van Ouddorp een’ gevoeligen slag ontving, toen
de nieuwe a l i z a r i n e haar’ zegevierenden intogt in de verwerten
deed! Maar Amerika, en vooral Smyrna, blijven nog altijd
bij voorkeür of bij uitsluiting de garancine gebruiken.
Soms brengt de zee een fortuintje. Als de Noordwester bul-
d e rt, als bij dikke lucht en hooge zee een schip op hun banken
of Imn kusten strandt, dan is alles in rep en roer. Dan vliegen