178 WERELDLIJKE EN KEEKELIJKE GEBOUWEN.
dijk stroomde een uitloop van de Rotte, die den naam van d e
L e u v e droeg. In den driehoek, binnen deze sterke wallen be-
sloten, liepen een aantal straten, op verre na evenwel nog niet
digt bebouwd en vrij wat meer smalle binnengrachten, dan wij
er nu nog aantreffen. Het mogt een niet onbelangrijk aantal
openbare gebouwen aanwijzen, waaronder een fraaije parochiekerk
met schoonen, boewel onvoltooiden toren I en een paar kleinere
kapellen, de St. An d r i e s k a p e l , nabij Bulgerstein, en de W e-
v e r s k a p e l , tegenwoordig het gebouw der Maatschappij T o t
N u t van ’tA l g em e e n , een raadhuis, een gasthuis, een wees-
huis, alien aan de Hoogstraat, twee doelens, een nog als de
Do e l e n ” of „den Do e l ” aan Rotte’s burgerij wel bekend, en
de andere in de Lombardstraat, waarvan het S c h o t s c h e
k e r k j e nog overbleef. Ook waren er vrij wat kloosters. De
Ce l l e b ro edr e r s hadden hun convent-aan de Slijkvaart -M de
Br o e d e r s t e e g bewaart den naam — en het Erasmiaan'sch gymnasium
beslaat een deel van den grond er van. Digt bij huis-
den de B a g ij n e n. Een straat herinnert haar stille wooriplaats,
die sints in de b a n k van l e e n i n g werd herschapen. Aan de
Westewagenstraat lag bet Wi t t e Zu s t e r e n hui s : de R. C. D O 7
kerk in de L e e uw e n s t r a a t staat ongeveer ter plaatsevan
zijn oude kapel. De Nieuwe markt werd grootendeels ingenomen
door de gebouwen en tuinen van het St. Ag n i e t e n k l o o s t e r ,
en de kapel der zusters is in de Prinsekerk nog over. Bijna on-
middellijk daaraan grensde het Ste Ca e c i l i a k l o o s t e r op den
hoek van Bo t e r s l o o t en K i p s t r a a t , en aan het andere einde
der smalle gracht langs de voormalige Ki p s l o o t , op den hoek
der Go u d s c h e Wa g e n s t r a a t , vond men het klooster der
Ca rm e l i t e s s e n . Wederom niet ver van daar strekte het uit-
gebreide convent der P r e d i k h e e r e n zich uit. Langs de Breed-
s t r a a t was het St.. Ann e n Z u s t e r e n h u i s gebouwd, in
welks tuinen later het weeshuis gesticht werd. Op het W.
Ni e uwl a n d eindelijk, waar thans de Ni e uws t r a a t is, en
aan weerskanten dier straat, lag het kleine, eenvoudige 0. L. V.
k 1 o o s t er.
BEN VEOLIJKE STAD.
Ook aan bijzondere gebouwen van een deftig en mdrukwek-
kend voorkomen moet het in de stad niet ontbroken hebben., al
is ’t,ons niet gegeven, hen in afbeelding te aanschouwen. Alleen
van het fraaije huis E n g e l e n b u r g op de Hoogstraat is een
teekening bewaard, die laat gissen, hoe het zich m het begm
der 15de eeuw heeft vertoond. Welligt was het ’s graven herberg;
zeker behoorde het in 1357 aan Machteid, vrouwe van
Valkenburg. De edelen uit het geslacht van Cralingen bezaten
en bewoonden sints de helft der 14llo.eeuw een huis op het R o o d e
z an d, dat van Meijne van Doertoghe afkomstig was. Door den
tu in , die aan de Yest uitkwam, drongen de Hoekschen m den
nacht van 19 Nov. 1488 in de stad. De heeren van de Lecke,
die sints 1400 Höningen bezaten, hadden er twee huizen, een
in het Oost-viereudeel, Ho p p e s t e i n genaamd, en een in den
Vo g e l e n z a n g ; in een er van schijnt Jan van de Lecke in 1416
gewoond te hebben. Het laat zich vermoeden, dat deze huizen
den rang hunner eigenaars niet onwaardig zullen zijn geweest,
maar meer dan gissen kunnen wij niet. De stad had bij land-
genoot en vreemde een’ goeden naam, om haar netheid en le-
vendigheid. Tuinen en boomen werden er in ov.ervloed gevonden ,
frisch en vrolijk staken de puntgevels tusschen hetgroen ornhoog ,
' en vriendelijk overschaduwden de breede kroonen van iep en linde
de rieten daken en de vooruitspringende, vaak met geestig snij-
werk versierde bovenverdiepingen der wijd en zijd verspreide
woningen. De nieuwerwetsche dendrofobie had de steden nog
niet tot kale en naakte woestenijen gemaakt. Zelfs een Napolitaan,
die in 1514 Rotterdam bezocht, raakte in verrukking, en een
Napolitaan mag toch geacht worden, wel te weten, wat een bij
uitstek heldere hetnel, een eeuwige lente, een onvergelijkelijke
bloemengeur is. Al deze dingen vond hij in Rotterdam, en onze
kalme, ernstige van Reijn vermoedt haast, dat een galant avon-
tuurtje dien Italiaan onze goede stad in zulk een ongewoon lie-
felijk licht kon hebben doen beschouwen, als zijn verblijf er minder
vlugtig was geweest. Maar wie zal zeggen, wat wteedere
verbindtenissen” zulk een zoon van het Zuiden zelfs bij (/vlugtig
verblijf” niet aanknoopen kan!