de latere binnenstad. Op den tegenwoordigen G o u d s ehen weg,
tegenover den ingang der La n g ewa r a n d e , stond de o ude G o u d-
sche poor t . Van de uiterwaarden werd, näar het schijnt, de
rijswaard ten O. van de oude haven der stad geschonken.. Het
West-Nieuwland verbleef nog aan den graaf.
Het slot Wena, dat op den regier oever der hier zeer breede
Rotte zijn torens verhief, bleef van Rotterdam geheel en.al af-
gescheiden. Als aehterleen van Putten vererfde het op een’ zij-
tak der Bokels, die het allengs schijnen te hebben verlaten. Het
geraakte in verval, hoewel er in 1472 nog groote muurbrokken
van over waren. Eerst in 1590 kwam de grond in het bezit der
stad en werd tot lakenramen ingerigt.
In 1358 verkreeg Rotterdam een belangrijke aanwinst. van
grondgebied. Toen werd het ambacht Rood e z and der nieuwe
stede afgestaan, en zij begon aan die zijde zieh met muren en
vesten, met torens en poorten te versterken. Ook het huis Bulger-
stein, met zijn cingels en grachten, werd binnen de wallen ge-
trokken; maar het bleef eene afzonderlijke bezitting, wier eigen -
dom de stad niet voor 1620 aankocht. In 1488 lag het slot in
puin, en in 1571 vond men bleekvelden en een’ boomgaard,
waar het huis met zijn tuinen had gestaan.
Hertog Aelbrecht van Beijeren vergrootte Rotterdam, omstreeks
1384, door het West-Nieuwland in erfpacht aftestaan , en Willem
VI schonk in 1412 der stad alle aanwassen in de rivier, waarop
in later jaren de buitenstad werd gesticht. Zoo kon zij zieh ook
aan den rivierkant versterken, en zij yerzuiinde niet, de maatre-
gelen te nemen, die de onrustige tijden noodig maakten en reeds
lang hadden doen wenschen. In den aanvang der 15de eeuw
had zij den omtrek verkregen, dien zij tot omstreeks 1577 be-
houden heeft, toen nieuwe omstandigheden haar aanleiding ga-
ven, haar wallen aan de rivierzijde telkens meer uittebreiden.
Alleen op het eind der 15de eeuw inoest zij voor een deel haar
grondgebied zien inkrimpen. Toen jonker Frans van Brederode
met zijn Hoekschen haar had overgegeven, werd de tegenwoör-
dige Oo s t v e s t gegraven en een nieuwe muur met torens en
poorten daarnevens aangelegd, die in 1505 gereed kwam.
Niet ver van de plaats, waar wij vertoeven, op den dijk
tegenover het museum, stond in het begin der 16dß eeuw de
S c h i e d a m sehe p o o r t , terwijl een pad, van den dijk afloo-
pend, naar het kleine Coo l s c h e p o o r t j e leidde, dat in de
onmiddellijke habijheid lag. Een wal verbond de S c h i e d ams c h e
met de Del f t sehe poort, terwijl tusschen ■ beiden een sterke
toren, de He e r J a n Ve t t e n t o r e n , dien wal bestreek. Aan
de overzijde der De l f t s c h e v a a r t was een muurwerk met
bogen, de Gal er i j , en daarnevens het Ho f p o o r t j e , dat den
toegang tot het slot Wena gegeven had.
De ingang der Rotte werd aan de eene zijde beschermd door
den S ch aa r s l i jp er s t ö r e n , aan den anderen kant door het
bolwerk P omp e n b u r g , dat ook den ingang der Bo t e r s l o o t
verdedigde, gesteund door den Ke t e l b o et er s t ö r e n , die daar
tegenover oprees. Van hier liep een wal met boiwerken tot aan
d e Go u d s c h e p o o r t en vorder tot aan den K r u i t t o r e u op
den hoek van de Vest, bij de O o s t p o o r t aan het eind der
Hoogstraat. Längs de rivier werd de stad gedekt door een’ muur ,
eveneens met torens - en boiwerken, die liep ter plaatse, waar thans
de N. zijde der Ni euwe h a v en is. Bij den ingang der Ou d e
h av e n , voor de Ho o f d s t e e g , stond de met twee torens ver-
sterkte St- L a u r e n s p o o r t , leidende naar een hoofd, dat in het
water was uitgebouwd. Aan den anderen kant der haven, voor
de tegenwoordige . Beurs, stond de Br a n d t o r e n , en aan den
wal, längs de thans zoogenaamde N. Blaak, die met een zwaar
rondeel tegenover de Schiedamsche poort eindigde, waren de
geduchte B l a auwe t o r e n , de K e t e n t o r e n en de sterke
Ke i z e r s t o r e n gebouwd. Tusschen het laatste bolwerk en den