74 OUDE SAGEN.
vonnis wordt voltrokken en de geschonden heg zal worden ge-
boet'. Vergeefs is ’t , dat telkens en telkens weer nieuwe dorens geplant
worden. Altijd sterven zij weer. Dat is een oordeel Gods
over het voltrokken doodvonnis! Dat is een getuigenis Gods voor
de onschuld van den vermoorde! En inderdaad, eenige jaren
later werden de vermiste kleinodien op een’ hoogen wilg in een
eksternest gevonden. De hooge baron, verbitterd op de schepe-
nen, die aldus regt hadden geoefend, moet hun toen als boete
hebben opgelegd, jaarlijks 2500 guldens aan de bloedverwanten
van den onschuldig veroordeelde te voldoen, en tot aan den
tijd der revolutie moet dit boetgeld zijn betaald. Aldus verhaalt
men in Ryckholt. En wilt gij nu, als tegenhanger, een ander
en minder droevig verhaal van een parelsnoer, dat voor velen
een oorzaak van blijdschap werd, zoo hoör dan de sage van h e t
p a r e l s n o e r van Gron sve l d .
Eens, het was in het midden der 15de eeuw, voer de edele
Heer van Gronsveld met zijn gemalinne over de Maas, om de
paters van Slavante te bezoeken. Stil was het weder en effen de
vloed. Met welgevallen besehouwt de jonge vrouw haar beeid
in het water, en terwijl zij zieh voorover buigt over den rand
der pont, daar raakt opeens een kostbaar parelsnoer los, en ver-
dwijnt in de diepte. Met luiden gil ziet zij het rijke versiersel
na. Maar nu treft haar de gedachte: „ik word voor mijn’ hoog-
moed gestraft. Hoe vele armen, die gebrek lijden, hadden ver-
zorgd kunnen worden voor wat ik om den hals droeg!” Zij ver-
zoekt hären Heer, dat hij morgen in de rivier zal laten visschen,
met belofte, dat het parelsnoer, als het gevonden werd, voort-
aan het eigendom der armen zou zijn. Aldus geschiedde het,
en nog moeten de landerijen, toen voor den prijs van het weder-
gevonden snoer gekocht, in Gronsveld tot onderhoud der armen
worden besteed.
HEUGHEM. 75
Onze togt „over de bergen” was geeindigd, toen wij bij
Gronsveld afdaalden in de vlakte van het Maasdal. En aauvaar-
den wij, na ons uitstapje naar Rijckholt, de terugreis, dan blij-
ven wij aan den voet der heuvelen, wanneer wij den weg over
Maastricht nemen. Dat is hemelsbreed geenszins de naaste naar
Valkenburg, ons punt van uitgang, maar f§ is in zoover voor
ons doel de beste, omdat wij daar van den spoortrein gebruik
kunnen maken. De wandeling naar Maastricht, of liever, naar
Wijk, de voorstad, aan deze zijde der rivier, zou een anderhalf
uur vereischen. Daartegen ziet een voetganger niet o p , maar
wij zouden dan toch nog geenszins te huis zijn, en kunnen wij
tijd- winnen om nog een paar uur te Meerssen te vertoeven,
dan doen wij beter, die te besteden tot het bezoek aan die be-
langrijke plaats, waaraan zooveel herinneringen uit lang vervlo-
gen eeuwen zijn verbonden. Wie als voetreiziger veel wil zien
en veel wil doen, moet ook zuinig met zijn’ tijd weten te zijn.
Tusschen Ryckholt en Wijk zouden wij niets opmerkelijks aan-
treffen. Wij zouden alleen het kleine dorpje H e u g h em (Hoogheim)
doorkomen, dat onder de heerlijkheid Gronsveld behoorde.
In 1566 was hier een der middelpunten van de reformatorische
beweging, die destijds ook het land van Overmaze had aange-
grepen, en Herman Stuyker predikte er vaak .onder grooten
toeloop. Toen de hertog van Parma in 1579 Maastricht belegerde,
had hij bij Heughem een zijner bruggen over de Maas
geslagen. Een fraai buitengoed, Ho o gwe e r d , maakt tegen-
woordig het voornaamste sieraad van het dorpje uit, behalve
het schoone gezigt op den St. Pietersberg, dat van alle wisse-
ling der eeuwen en van alle stormen in de menschenwereld on-
afhankelijk is.
Hadden wij den grooten weg gekozen, dan zouden wij Heughem
ter zijde laten liggen en dan waren wij over He e r te Wijk
gekomen. Van Heer uit regtuit gaande, konden wij, zonder Wijk
aan te doen, over het dorp A m b y en het gehucht R o t h e m ,
Meerssen bereiken, maar het belangrijke en aantrekkelijke van