174 BOKBLS AMBACHT EN KUBROEK.
van graaf Floris moest hij voor diens misdaad boeten. 'Hij' viel
in ongenade en zijn goed werd verbeurd verklaard. Een gelijk
lot schijnt Heer Ogier van Voorscboten te hebben getroffen, en
Wolfert van Borselen, de alvermogende gunsteling en voogd van
graaf J a n , liet zieh, naar men kan gissen, Bokels ambacht en dat
van Rubroek opdragen, waar reeds een buurt, R o t t e r d am ,
begon te verrijzen längs de oevers der Rotte bij haar’ uitloop
in de Maas. De buurt was günstig gelegen en réeds niet zonder
belang, en hij haastte zieh, tolvrijheid en poortregt voor zijn
nieuwe bezitting te verkrijgen, overeenkomstig het poortregt van
Wijk (Beverwijk), dat hij eveneens onlangs uit de verbeurd ver-
klaarde goederen der Za e n d e n s had verkregen.
Maar niet lang had Borselen genot van zijn nieuwe bezitting;
van de toegedachte gunst had Rotterdam geen voordeel,
en de vereeniging der beide ambachten was kort van duur.
In Aug. 1299 werd de heer Wolfert te Delft vermoord.
Weinig maanden daarna daalde ook Graaf Jan in het graf en
naar het schijnt is Gijsbrecht Bokel in ,’t bezit van zijn leenen
hersteld, terwijl de voorregtsbrief ten gunste van Rotterdam ver-
viel. Het gedeelte, dat aan de Voorschotens had behoord, werd
echter door den graaf aan zieh gehouden.
Toen Gijsbert Bokel in 1301 te Veere was vermoord, volgde
zijn zoon Dirk hem op. Deze droeg zijn huis Wena, dat een
eigen goed blijkt te zijn geweest, aan heer Nicolaas van Putten
op en ontving het van hem weder in leen, terwijl hij van Graaf
Willem III in 1327 de belofte ontving, dat zijne eenige doch-
ter na zijn’ dood hem in zijne leenen zou mögen opvolgen, ui t-
g e z o n d e r d Ro t t e r d am. De wijze vorst had blijkbaar zijne
eigene plannen met de zooveel belovende en reeds niet onbe-
langrijke buurt, waarvan de grootste helft reeds in zijn bezit
was. Hij gaf op 25 Julij 1328 aan zijn ambacht een handvest,
waarbij zijn schout van Rotterdam, in overleg met den baljuw
van Schieland, in plaats van de gewaarde regters, diè tot dus-
ver met de „buren” hadden regtgesproken, zeven gezworenen
mögt kiezen, om met hem keuren vast te stellen omtrent stra-
OPKOMST DER STAD.
ten en stegen, op- en afrellen, maten en gewigten, vuur en
licht, en op het maken en onderhouden van de haven. Ook
stelde hij er in dat zelfde jaar zekeren Pieter Marren tot school-
meester en secretaris aan. Er bestond waarschijnlijk reeds een
gasthuis; althans in 1329 ontving het gasthuis te Rotterdam
een legaat. Reeds in 1315 had de graaf.er een eigen herberg, en
in 1313 had hij te Rotterdam vertoefd, dat destijds dus van eenig
aanzien inoet zijn geweest.. Zelfs ontbrak er in 1306 geen k e rk ,
althans. „heer Dirk, pape tot Rotterdam,” wordt in dit jaar
vermeld.
Toen Dirk Bokel omstreeks 1335 was overleden, verviel het
Westelijk deel van Rotterdam aan de grafelijkheid, en de vereeniging
der beide ambachten was voor goed tot stand gekomen.
Maar Willem III heeft de opkomst van Rotterdam niet meer
beleefd. Zijn opvolger Willem IV gaf den 7a“ Jumj 1340 den
grooten voorregtsbrief, waardoor Rotterdam tot den rang eener
„poorte” werd verheven. Dit belangrijk stuk, nog van een goed
bewaard ridderzegel in groen was voorzien, berust op het stad-
huis. En twee dagen later volgde de vergunning, om een vaart
te delven naar de Schie , waardoor Rotterdam voortaan de scheep-
vaart tusschen de belangrijkste plaatsen van Holland en de Maas
tot zieh trekken zou. Van 1340 dagteekent de opkomst der stad.
Stellen wij ons haar’ toenmaligen omvang voor, dan volgen
wij, van de Ho o g s t r a a t , destijds d e n Dam de tegen-
woordige We s t ew a g e n s t r a a t en het Ha a g s c h e Ve er . Dit
was toenmaals een dijkje, als waterkeering van de „wetering
thans de De l f t sc he v a a r t , — een der uitmondingen van de
Rotte. Hier was de Oostelijke grens van het ambacht R o o d e
z and, dat nog niet bij Rotterdam behoorde. Van dit Noorde-
lijkste punt, waar vermoedelijk omtrent 1344 de D e l f t sehe
p o o r t werd gebouwd, liep de stadsvrijheid in Z. 0 . rigting,
dwars door de Rotte, aanvankelijk regt, later met een bogt,
door de latere Bo s c h l a a n en l a n g e Wa r a n d e , tot aan het
einde der Hoogstraät, waar de eerste Oo s t p o o r t werdgesticht.
De stad had aan deze zijde dus een grootere uitgestrektheid dan