oogenblik den gevel van het raadhuis aan het eind der Yoorstraat •
in het oog, wij kunnen van de onderdeelen van dat schoone
gebouw in dat körte tijdsverloop niets opmerken. ’t Verdient
anders de aandacht wel, als een fraaije proeve van den burger-
lijken boüwstijl in den bloeitijd onzer Republiek en onzer vader-
landsehe kunst, en het toont, hoe ten jare 1639 de regenten,
en in dit geval ook de ambachtsheeren, — ook voor de
eisehen van goeden smaak een open oog hadden, hoe zij be-
grepen, dat een goed openbaar gebouw niet alleen een sieraad,
maar ook een eer voor een plaats mag worden genoemd. —- Ook
de kerk zien wij van den rijweg niet. Zij blijft achter de huizen,
terwijl alleen haar Vierkante toren, door een steenen balustrade
bekroond, boven de daken uitsteekt. Met opgaand geboomte en
bloemhout is het kerkhof rondom het ruime gebouw beplant, en
door een poort onder den hoogen stoep van het raadhuis vindt
men den toeaDr anOg.
De eerste bedijkers hebben op onbekrompen wijze voldaan
aan de voorwaarde, waarop het land van Middelharnis ter be-
dijking was uitgegeven. De gronden hadden tot 1435 den Heere
van Putten en Strijen, Jacob van Gaasbeek, toebehoord. Toen
waren zij verkocht, en dertig jaar later behoorden zij aan een
drietal kloosters in Antwerpen en aan eenige bijzondere personen.
Namens de eigenaars had de abt van S i n t Mic h i e l de-bezit-
ting opgedragen aan Karel van Bourgondie, en haar van hem
weer in onversterfelijk erfleen ontvangen. De uitgift tot bedijking
geschiedde in 1465, en wij kunnen hieruit zien, hoe ook het
beste paard wel eens struikelt; Onze van Lennep, die anders niet
ligt op groote zonden tegen de tijdrekening is te betrappen, laat
Kees Dirksz. ruim twee en een halve eeuw te vroeg naar Middelharnis
stevenen ,/om er een deuntje te .trouwen”, en graaf
Willem juist ter snede, als een d e u s ex ma c h i n a , op het
marktplein verschijnen op een’ tijd, toen er aan een marktplein
nog in lange jaren niet gedacht werd. — j/Om de godsdienst te
vermeerderen en tot gemeen oorbaar en profijt van dit land” ,
was de uitgift geschied, en de voorwaarde was er aan verbonden,
dat de deelhebbers van elke bonderd gemeten lands, een gemet
zouden geven „totter papelijken prove” , en dat zij gezamenlijk twee
gemeten zouden afstaan tot een kerk en kerkhof. Een kerk moest
er gebouwd worden ,/ter eere Gods en zijner gebenedijde moeder
Maria en zonderling den heiligen Engel Sint Michael” , terwijl
het dorp den naam zou dragen van St. Mi c h i e l in Pu t t e n .
Die n aam heeft niet lang stand gehouden. Reeds spoedig
werd het dorp algemeen genoemd naar het land ,r hatuurlijk met
al de vrijheid van spelling , die onze vaderen zieh veroorloofden,
Enisde officieele naam Middelharnis-, het volk spreekt van Mijn-
h e e r s e n of!®korter nog, van Me n e e r s e n . — Maar de k e r k
werd uit ruime beurs gebouwd en rijst nog altijd kloek en statig
omhoog. Inwendig heeft zij niets opmerkelijks, dan de kunstig
gebeeldhouwde kabels op de leuningen van den trap naar den
preekstoel, waarvan vooral de eene merkwaardig is.als het werk
van een’ eenvoudig stuurman, Aris Marinusz. Wafelbakker, die
het harde hout met een haringkaakm.es op hoogst verdienstelijke
wijze heeft gesneden. De borden naast den kansel bevatten een
Latijnsch opschrift van den lateren Leidschen hoogleeraar Sigbertus
Haverkamp, destijds predikant te Stad aan ’t Haringvliet, en de
Hollandsche vertaling er van, ter gedachtenis van Nicolaas Mager
us, die hier van 1663 tot 1718 de predikdienst vervulde.
Hij was h e t, die in den verschrikkelijken Januarij-vloed van
1682, met zijn stokoude moeder en een dienstmaagd, ter naauwer-
nööd den dood ontkwam, naar het eenvoudig, aandoenlijk ver-
haal, dat H. van Dam, een ooggetuige, van die bange dagen
heeft te boek gesteld.
De toren van Middelharnis heeft in „den Franschen tijd” zijn
uitnemendst sieraad verloren. Naar het model van dien van het
St. Michiels-klooster te Antwerpen gebouwd-, pronkte hij tot
1811 met een hooge, van een’ bal omgeven spits. Vergeefs had
de kloeke moed van een’ metselaar en twee rappe visscherlui
haar gered, toen zij in 1804 door den bliksem was getroffen.
Zeven jaar later braken de Franschen haar af, om op het toren-
plat een’ telegraaf te plaatsen.