mors, die het museum tegenwoordig bezit, is bij vernieuwing
alleszins bezienswaardig geworden. Niet weinig, van wat er toe
behoort is in de benedenzalen opgehangen, waaronder de prächtige
reeks schetsen van zeeslagen en van oorlogschepen, door
Willem van de Velde, den jonge, die ons als te midden van
het slaggewoel, waar hij ze teekende, verplaatsen. Wat niet kon
worden tentoongesteld uit gebrek aan ruimte, berust in eenige
portefeuilles. Onder de rijkst vertegenwoordigde meesters noemen
wij N. Berghem, J. Breughel, A. Cuyp, A. Durer, van Dyck,
H. Goltzius, de uitvoerige insecten en bloemen van Herman
Henstenburg, W van Mieris, Rubbens, Rembrandt, Roelof
Roghman’s gezochte kasteelen, Jacob de Witt, en van de nieu-
weren, J, Kobell, .Dirk Langendijk met zijn hoogst uitvoerige en
allergeestigste tafereelen, bij het walmend licht van een paar
smeerkaarsen op flesschen getooverd, P. G. van Os, Schelfhout
en Schotel.
Voor de kunstminnaars blijft het altijd zeer te betreuren, dat
de gemeenteraad voor een paar jaren geen vrijmoedigheid vond,
de overrijke collectie van den Heer D. Vis Blokhuijzen op de
door hem gestelde billijke voorwaarden te aanvaarden en haar
daardoor bijeen te houden en voor Rotterdam te bewaren.
Was ons een bescheiden vraag vergund, dan zou het zijn,
of het bestuur der Ac a d emi e niet zou kunnen besluiten, de
meerendeels belangrijke schilderstukken, thans in de bestuurs-
kamer dier inrigting voor weinigen toegankelijk, in bruikleen
aan het museum af te staan. En zou het museum niet tevens
de plaats zijn , waar het fraaije stuk van A. van der Werff voor
den schoorsteen in een der zalen van het Oudeman'nenhuis, en
het, om kunstwaarde en kostuum zeer. opmerkelijke vrouwen-
portret van het einde der 16de eeuw uit de regentenkamer van
het Oudevrouwenhuis, door velen konden worden genoten?
Behalve de openbare verzameling in het museum Böymans,
bevat Rotterdam nog tal van schilderstukken, m het bezit van
bijzondere personen. Men zegt, dat er geen stad in ons vader-
land is, waar op tentoonstellingen en verkoopingen zööveel wordt
gekocht. Zooveel is zeker, dat men in menig aanzienlijke wonmg
schilderijen aantreft, waaronder er zijn van groote waarde. On-
doenlijk zou het natuurlijk zijn, alles te vermelden; al zou een
wandeling door receptiekamers en huisvertrekken voor de kunst-
geschiedenis evenmin onbelangrijk zijn, als voor de kenms van
den smaak, zooals die zieh in een 19“ eeuwsche koopstad open-
baart. Wij zouden welligt niet onduidelijk onderscheiden, waar
kunstzin de keuzen bepaalde, waar mode en zucht tot navolging
aan de wanden de kostbare sieraden deed pronken. Wij zouden -
overal zien, dat Rotterdam een n i e uwe stad is, en wij zouden
dan ook nergens een kabinet aantreffen, sints een paar eeuwen
in dezelfde familie bewaard. Oud e kunst vinden wij rnet. De
verzamelingen en de schilderijen zijn nieuw, gelijk de ontwikke-
ling der stad en de fortuinen harer handelaren.
Bij de onmogelijkheid, om een eenigszins volledig overzigt te
verkrijgen over hetgeen Rotterdam aan kunstschatten bezit, willen
wij ons ter bezigtiging van enkele meer uitgebreide verzamelingen
bij de eigenaars aanmelden.
Daartoe beginnen wij met de collectie in de fraaije heeren-
huizinge op de Nieuwe haven , waar Gijsbert Karel van Hogen-
dorp werd geboren, en die thans bewoond wordt door den Heer
L. V. Ledeboer Bzn.
Van deze collectie, in verscheidene kamers en zalen tentoongesteld,
bestaat- een catalogus in druk, door den eigenaar der
verzameling bewerkt, waarin ieder stuk nader omschreven en ge-
waardeerd wordt, terwijl in de voorrede rekenschap wordt ge-
geven van de bedoeling, -waarmede de stukken gekozen en bij-
eengebragt zijn; een voorbeeld, dat wel navolging zou verdienen.
Wij vinden hier vooral werken wan Hollandsche en Belgische
meesters, enkelen van Fransche, Duitsche en Italiaansche kun-
■ stenaars, en wij kunnen ligtelijk opmerken, dat vooral figuur