wel nog in zijn muren staande, is ontoegankelijk geworden door
het wegvallen van den trap, waarvan de sporen nog te zien zijn,
terwijl de vorm en hoogte van het dak op dit gedeelte der hofstad
tegen den torenmuur is na te gaan. Maar de beide zalen
en de daaraan grenzende vertrekken in het hoofdgebouw zijn nog
in tamelijk goeden Staat en althans duidelijk genoeg te herkennen.
De hooge Vierkante toren, die op het plein voor het hoofdgebouw
öprees, en waarin de groote trap was aangebragt, is groo-
tendeels vervallenen de ronde toren in den Z. O. hoek had geen’
afzonderlijken opgang. Wij kunnen hier dus niet naar boven
klimmen. Maar de fraaije toren aan den W. gevel staat nog in
zijn geheel en uit zijn’ gewelfden kelder kunnen wij den kunstig
gemetselden wenteltrap bestijgen, die ons wel niet naar den top,
maar althans op het gewelf der derde verdieping brengt, en zelfs
nog iets hooger, maar dan moeten wij terug, want de houten
zolderingen daar boven zijn verdwenen. Het metselwerk van het
bovenste gedeelte van den toren heeft het eigenaardige,. dat het
niet massief is , maar van binnen ter dikte van 11 steen met
openingen of kastjes is ingewerkt.
Ruime, in elkander loopende kelders strekken zieh onder het
gansche gebouw uit. Naast den toren, dien wij beklimmen, is
de keuken nog aan den gootsteen te herkennen, en van het puin,
dat het binnenplein vult, kunnen wij afdalen in het sterke gewelf
van den lagen toren, die het front heeft gedekt en den.
Oostmuur bestreek. Wat eens ter versiering van het slot was aangebragt,
is verloren, maar dat het een sterk kasteel is geweest,
dat kan de bouwval nog overvloedig bewijzen. ’t Was blijkbaar
niet alleen bestemd om een groote en geriefelijke woning voor
een’ edelman en zijn gezin te zijn, maar het möest ook een’
vijandelijken aanval kunnen weerstaan. Daartoe werden de muren
der benedenverdieping ter dikte van 1.40 M. gemetseld; daartoe
werden nevens de vensters holten aangebragt, waarin de houten
balk ter sluiting van de luiken werd vastgezet; daartoe werden
de kleine gleuven in den muur, die als lichtopeningen en als
kijk- en schietgaten tevens konden dienen, in schuine rigting
geplaatst; daartoe ook in de privaten aan den 0 . gevel de smalle
raampjes zoö gemaakt, dat geen pijl of kogel daardoor kon binnendringen.
Daartoe ook de galerij, waaruit het beklimmen van
de muren kon worden verhinderd, terwijl ook overigens längs
den ganschen omtrek van het gebouw geen enkel punt was, dat
voor het werpgeschut uit de ver uitspringende torens was gedekt.
Kon de bürgt alzoo een wel versterkt kasteel genoemd worden,
en bood het ruimte genoeg voor een aantal wapenknechten, het
bevatte ook de noodige zalen en vertrekken voor den burgtheer
met zijn gezin en zijn dienaars. En toen de man, die later als
de wakkere verdediger van Leiden en als de eerste curator der
nieuwe hoogeschool, als uitstekend geleerde en smaakvol dichter,
een’ wel verdienden roem zou verwerven, — toen Jonkheer J o h a n
v a n d e r Do es in 1564 hier op het hooge huis ter Haar met
Lysbeth van Zuylen huwde, toen ontbraken er zeker de kamers
nie t, waar de vrienden en magen van den edelen bruidegom de
gastvrijheid van Heer Dirk van Zuylen konden genieten. Deels
zijn zij nog in het hoofdgebouw gespaard, deels is hun ligging
en omvang nog genoegzaam te herkennen tusschen de hooge
muren, die het binnenplein omringen, en wat van het huis nog
over is getuigt van den rijkdom van den edelman, die ’t aldus
weer uit zijn puinen heeft opgebouwd.
Want het tegenwoordige huis is niet het oude, dat omstreeks
1162 of 1165 door Godschalk van Woerden moet zijn gesticht,
of althans door. hem bewoond werd. Naar het schijnt heeft het
magtig geslacht van Woerden hier in den omtrek uitgestrekte
bezittingen in eigendom en in leen gehad. Uit hunnen stam
waren, behalve de' Heeren van der Haer, die van Harmelen,
Uteneng en Utenham, in deze streken rijk gegoed, en allen voe-
ren de ruiten van Woerden, gelijk nog menig ander edel huis,
dat in Holland en het Sticht was gevestigd. Tot 1451 bleef het
huis in het bezit van Heer Godschalks’ afstammelingen. Toen
werd Dirk van Zuylen er mede beleend, als gehuwd met Josina van
der Haer. Dertig jaren later was het uur der verwoesting voor den
grijzen bürgt geslagen. De magtige Bourgondische vorsten had