te kosten, om zieh veel aantrekkelijker te vertoonen. Maar dit
is toch ook zeker ■ duizenden en tienduizenden, die in het bui-
tenland in dienst van het Schoone besteed zouden kunnen worden,
moeten ten onzent onder den grond worden verwerkt. Voor wat
te zien komt, rnoet de steenhouwer en de verwer, de stucadoor
en de fabriekant van gegoten krullen worden te hulp geroepen.
De kosten voor het kunstwerk van beeldhouwer en schilder, van
de meesters in ’t smeed- en snijwerk, loopen te hoog. En naar de
vraag regelt zieh het aanbod. Om zieh toe te leggen op een
kunstvak, moet de jongeling eenig vooruitzigt hebben, dat zijn
arbeid zal worden begeerd en beloond. Wanneer de mannen van
fortuin, bij het bouwen van hun huizen, aan de kunst een ruim
aandeel willen vergunnen — en daar is werkelijk vooruitgang in
dit opzigt sedert eenige jaren, — dan zullen, niet als met den
slag eener tooverroede, maar toch allengs, de personen zijn te
vinden, die zieh wijden aan de ornamentatie der openbare en
bijzondere gebonwen.
Het terrein der Ha n d e l s v e r e e n i g i n g geeft ons voor het
oogenblik nog niet veel te zien, maar weldra zijn wij längs de
spoorwegdijk aan de brug genaderd, die over de Ko ni n gs h a -
v e n ligt.
De Koningshaven is een nieuw kanaal, aangelegd voor de
doorvaart der schepen, die door de vaste brug over de Maas
werd belet. De schepen en stoombooten, die uit zee komen of
die voor de stroomafwaarts gelegen streken bestemd zijn, moeten
ten Wb van de groote spoorbrug blijven; die stroomop te
huis behooren, vinden. ten O. daarvan hunne ligplaats. Een deel
der handelsbeweging, die thans in de Koningshaven een zeer
drukke doorvaart te weeg brengt, zal worden afgeleid wanneer
de S p o o rwe g h a v e n en de Bi n n e n h a v e n , met hun pak-
huizen, loodsen en loskranen, gereed zijn, de daarvoor bestemde
ladingen te ontvangen. De doorvarende vaartuigen, die njast of
DB SPOOB.WEGBE.UG.
schoorsteen niet strijken, de zeeschepen, die naar de hoogerop
gelegen werven worden gesleept, passeren deze 150 M. bree-
de Ko n i n g s h a v e n , waartoe, zoowel in de spoorbrug als in
de stadsbrug een beweegbaar gedeelte is aangebragt. De eerste
steenen der Stadsbrug zijn den Mei 1874 gelegd door
Z. M. den koning en de overige prinsen van het vorstelijk huis.
Uit de hoogte, waarop wij wandelen, zien wij neer op het kanaal,
met zijn breede brug, die voor wagens en voetgangers een
ruime gelegenheid tot ongehinderd verkeer oplevert en die, wanneer
wij er over gingen, inderdaad niet zou nalaten indruk te ma-
ken, maar van hier gezien, bij den sterken bovenbouw der spoor-
wegbrug, zoo klein en nietig schijnt. De strook lands, tusschen
de Koningshaven en de Maas,— het Noordereiland is nog
onbebouwd, en van den spoorwegdijk, die haar doorsnijdt, over-
zien wij nog maar een met gras begroeide vlakte, waarm een
paar houten keeten verspreid liggen, maar die bestemd is om
een aantal straten met woonhuizen en kantoren te ontvangen.
En nu opent. zieh voor ons de bijna 400 M. lange tunnel van
traliewerk, die de Maas overspant, ’t Is een zonderling, eigen-
aardig gezigt, wanneer wij er binnen treden en , längs haar dub-
bele spoorbaan, onder het netwerk van ijzeren bindten doorzien ,
en niet het minst, wanneer wij, nevens ons, den blik laten weiden
over de statige rivier daar beneden, over de levendige kaden
aan haar’ oever, over de vrolijke beweging op haar’ snelleu stroom.
Het verkeer in de stad, dat door den spoorweg.niet belemmerd
mögt worden, eischte voor de Maasbrug een belangrijke hoogte,
zoodat de rails op 10 M. boven A. P. liggen. Sterke hardsteenen
pijlers waren noodig, om de vijf colossale overspanningen te dra-
gen, die elk een wijdte van ongeveer 80 M. hebben, en wat ons
oog aanschouwt , stemt tot ontzag voor het reuzenwerk en tot eer-
bied voor den menschelijken geest, die het ontwierp en tot stand
bragt. Maar ook hier zien wij maar.een gedeelte, en welligt niet
het belangrijkste gedeelte van den stouten arbeid. Ook hier heb-
beu wij te spreken