der stad, en sedert heeft tiet van dien roem geen’ afstand behoe-
ven te doen. Het zag in den loop dier tijden meer mededingeis
verdwijnen; dan verrijzen.
Het had eene belangrijke bestemming als vergaderplaats van
Dijkgraaf en Hooglieemräden van Schieland, totdat bet in 1841
door de stad werd aangekocbt ter plaatsing van de schilderijen-
verzameling, door Mr. F. J. 0 . Boy.mans haar gelegateerd.
’t, Had keizer Napoleon binnen zijn muren gehuisvest en een
tijd lang voor stadbuis gediend, toen het oude raadhuis werd
herbouwd. Het had de Ac a d emi e van b e e i d e n d e kun-
s t e n en t e c h n i s c h e we t e n s c h a p p e n in zijn benedenver-
trekken en op zijne eerste verdieping geherbergd, en zoo had zijn
verleden het oude G e m e e n e la n d s h u i s geenszin^ onwaardig
gemaakt, de bewaarplaats van een drietal inrigtingen yan hoog
belang te zijn.
Boven de localen voor het Archief, althans boven eengedeelte
daarvan, is de b i b l i o t h e e k . Uit de vestibule, die tot het
Museum Boymans toegang verleent, leidt de deur tegenover den
ingang naar de groote zaäl, die vroeger voor de beeldenverza-
meling der Aeademie bestemd was en die gemeenschap heeft met
een tweede vertrek, evenals de zaal net en vrolijk, maar geens-
zins voldoende om den rijken boekenschat behoorlijk te plaat-
sen, al zijn de kästen ook tot boven aan de zoldermg aange-
bragt en daar door eene rondloopende galerij te bereiken. Reeds
lan”e jaren bezat de stad Rotterdam eene openbare bibliotheek,
althans reeds in het begin der 17= eeuw, toen Cornells Matelief
de jonge .haar een door hem uit Indie medegebragten
Koran ten geschenke gaf. Zij was eertijds gevestigd in de St.
Laurenskerk, en ten jare 1819 is er een catalogue van uitgege-
ven. Zöö weinig trok zij de aandacht, dat met all een L. A. Constantin
in zijne in 1841 uitgegeven statistiek der openbare
boekerijen haar niet vermeldt onder de achttien, die hij van
Nederland opgeeft, maar ook de veel beter ingelichte Giuseppe
Valentinelli, die omstreeks 1860 Rotterdam bezocht, haar nog
als bibliotheek der Hervormden noemt. In de laatste jaren is
zij trouwens eerst bruikbaar geworden, zoowel omdat zij door
aankoop en geschenken belangrijk is uitgebreid, als omdat zij
behoorlijk geplaatst en geordend is — voor zoöver ten minste
de ruimte toelaat; want waar drie rijen boeken achter elkander
moeten staan, is dat een groot ongerief, en de werken, die opge-
stapeld liggen, omdat er geen plaats voor is te vinden, künnen
vooreerst niet geacht worden gemak'kelijk toegankelijk te zijn.
Reeds lang is een aangrenzend vertrek, waar thans teekeningen
zijn opgehangen, aan de bibliotheek beloofd; reeds voor tien
jaren werd op de vervulling van die belofte aangedrongen in
het verslag, door de commissie voor archief en bibliotheek aan
den raad ingediend, maar, jammer genoeg, nog steeds te ver-
geefs. Het schijnt, dat de commissie voor het museum dat vertrek
niet missen kan. De plaatsing van drie inrigtingen, die allen
naar regtmatige uitbreiding streven, in een gebouw, heeft zijn
nadeelen. Zullen bibliotheek en museum elkander niet hinderen,
dan zal op den duur de eerste over een afzonderlijk gebouw
moeten kunnen beschikken, tenzij voor de teekeningen ergens
plaats worde gevonden. Maar ook voor het museum is de ruimte
nu reeds ver van overdadig. Zooveel is zeker, dat de bibliotheek
de zorg van het stedelijk bestuur en de waardeering der inge-
zetenen in hooge mate verdient. Zij levert den weetgierige en
belangstellende kostbare werken voor zijn studie, en in den ar-
chivaris Scheffer heeft zij een’ voortreffelijken bibliothecaris, door
wien zij geworden is wat zij is.
De gewone toegang is längs een’ achtertrap uit de groote
zaal van het archief, die het eerst naar een kleine zaal brengt.
Twee groote vensters verlichten-dit vertrek, dat aan drie zijden
met glazen leasten is bezet, terwijl onder de vensters nog een
kast is aangebragt. De buste van den grooten Zwijger versiert
den wand. Nevens de ramen hangen eenige portretten, waaron-
der fraaije gelijktijdige gravures, prinsen en prinsessen van Oranje