met hun rijk getuigd span, groote char-à-bancs, volgeladen met
naaimeisjes en elleridders uit de hoofdstad, digtgesloten koets-
jes, waarin oude dames rondtoeren, de omnibus met zijn bevol-
king binnen en buiten, hooggeladen bleekerswagens, ezelkarre-
tjes van koopluî en winkeliers uit Haarlem, — vol leven en
vrolijkheid door wandelaars van allerlei leeftijd en stand, in
groepjes van twee of drie, in gansche gezelschappen vaak, naar
Bloemendaal of naar den Aardenhout op weg; en het groote,
goed ingerigte logement op den hoek vaart er wel bij, evenals
de localiteiten van geringer allooi, die den dorstigen wandelaar,
den vermoeiden voetganger, met hun buiten de deur geplaat-
ste stoelen en tafeltjes minzaam tot verpoozing noodigen. Ook
aan ruiters en amazones ontbreekt het er natuurlijk niet, in
aanmerking genomen, dat in Haarlem een regiment huzaren in
garnizoen ligt en dat de gansche omtrek aan de alleruitlokkend-
ste wegen en zijpaden voor liefhebbers van paardrijden overrijk is.
Bij het gemeentehuis leidt de breede. straatweg regts naar
Bl o eme n d a a l ; een veel smallere links voert naar den A a r-
d e n h o u t . Den eersten kennen wij reeds, den tweeden slaan
wij in. Wie in een paar jaar niet in Overveen is geweest, rekent
er welligt op, dat hij als van ouds door de zoogenaamde Plni jm-
1 a a n , achter het plantsoen van Be l v e d é r e , naar het duin kan
komen. Onder de min aangename veranderingen, die de loop
des tijds met zieh brengt, behoort ook , dat deze laan voor ’t
publiek gesloten is. Wij moeten die dus ter zijde laten liggen,
maar daarentegen komen wij nu een deel van het dorp door,
dat wij anders welligt niet zouden hebben gezien. En de fraaije
R. C. kerk, naar de plannen van den Leidschen architect Molken-
boer gebouwd en in 1856 voltooid, verdient wel de bezigtiging.
Gelijk zij, met haar’ ranken toren, op menig punt van den omtrek
tot de schoonheid van het landschap bijdraagt, is zij, van nabij
gezien, een sieraad van Overveen en inwendig door verdienstelijke
freseoschilderijen en een’ rijk bewerkten preekstoel een be-
zoek waardig. Tegenover de kerk ligt het buitenverblijf Duin-
zigt met zijn ouderwetsche lindelaan en daarnevens Va a r t en
Dui n, dat een ruim uitzigt heeft, over de tuinen en velden, op
Haarlems hooge kerk.
De naam van het buitengoed is ontleend aan het duin, aan
welks voet het ligt, en aan de vaart, die er längs loopt. Nu heeft
het woord „vaart” geen’ zeer dichterlijken klank, en in den regel
munten onze vaarten ook niet door natuurschooD uit. De naam
van „Brouwersvaart” maakt het niet minder prozaisch. Maar in
ons goede burgerlijke land kunnen zeer liefelijke plekjes soms
hoogst eenvoudige namen dragen, gelijk in t buitenland gansch
onbeteekenende plaatsen met hoogklinkende namen pronken. Hier
is ’t een heerlijk, helder water, waarin de digt bijeengegroeide,
statige boomgroepen der lustplaats zieh spiegelen, en dat aan de
andere zijde wordt omzoomd door een frissche groene weide,
waaruit het hooge hout eener laan kloek en krachtig opschiet,
terwijl aan het einde de waterpartij door bosch en duin wordt
afgesloten. ’t Is een tooneeltje vol liefelijken ernst, eenzaam en
woest als het duinlandschap is met zijn uitgewaaide boomen,
maar toch zoo vriendelijk en opwekkend door zijn rüstige schoonheid.
En' die indruk wordt niet verstoord als wij, den straatweg
verlatende, de laan volgen, die ons voert naar
»de blanke waterkolk
In ’t lommer der abelen.”
het romantische Br o uwe r s k o l k j e , dat daar met zijn kalmen
Spiegel ligt te midden van zijn bemoste zoomen en van het
weelderig hout der breedgetakte boomen, die de golvende duin-
hellingen bedekken. Hier murmelen duinbeekjes, die hun water
komen uitstorten in de kom; hier buigen zieh de bladerkroonen
over het heldere n a t, waarin zieh haar groen met het blaauw van
den hemel en de drijvende wolkjes weerkaatst; hier fluistert
het koeltje tusschen de krachtige takken en in het ritselend loo-
ver der abeelen; hier tintelt het zonlicht tusschen de donkere