spoedig een gegronde vrees, dat de Blanke gekomen was, om hun woniiigen en land
te nemen, en de strijd tusschen de rassen ving weldra aan.
De eerste volkplanting ging spoedig te gronde. Ontmoedigd door teleurgestelde
verwachtingen, door verkeerde, onpraktische handelingen, trokken de kolonisten na
een eenjarig verblijf onder de Indianen met een schip van Drake, die hier aankwam,
weder naar het moederland. Zij leerden bij hun terugkeer in Europa het gebruik
van de tabak kennen, dat zij van de inboorlingen geleerd hadden, en voerden deze
plant in Engeland in.
De geestdrift voor de kolonisatie in de Nieuwe Wereld kreeg een geweldigen slag.
Raleigh evenwel gaf den moed niet op en besloot nogmaals, er een landbouwkolonie
te grondvesten. Een nieuw reisgezelschap vertrok in April 1587 en kwam in Juli
op de kust van Noord-Carolina aan. Doch deze nieuwe kolonie moest hetzelfde lot
ervaren, en allerlei tegenspoeden vervolgden de gelukzoekers. Een wilde volksstam
gaf duidelijke bewijzen van onverzoenlijke vijandschap en vermoordde een der raads-
lieden van den gouverneur. Ook de Engelschen, van argwaan vervuld, vielen zonder
reden op de inlanders aan. Zoo werd de verhouding meer en meer gespannen. Wel
was er soms een schijn van vriendschap, wel maakten de Blanken allerlei vertoo-
ningen met de inboorlingen, door bij v. een getrouw Indiaansch hoofd Monteo den
13en Aug. 1587 den Christelijken doop toe te dienen en hem tevens de waardigheid
van baron en den titel van Lord Roanoke toe te kennen, de eerste, die in Amerika
de waardigheid -van pair ontving, maar toch gevoelden de volkplanters zieh hier niet
tehuis. De gouverneur vertrok naar Europa, om hulp te verkrijgen in het moederland
voor de kolonisten, doch toen deze door onderscheidene omstandigheden niet
tijdig aankwam, was de kolonie reeds verdwenen. Wat het lot dier lieden geworden
is, weten wij niet. Men heeft het vermoeden geopperd, dat de door hun bondgenooten
in den steek gelaten Engelschen in den stam der Hatteras-Indianen zouden zijn
opgenomen en zieh met de zonen van het woud zouden hebben vermaagsehapt. Deze
overlevering werd later ook bij de inboorlingen gevonden, doch met zekerheid weten
wij daaromtrent niets. Zoo ging de eerste kolonisatie der Engelschen in de Ver-
eenigde Staten te gronde en tevens in den eersten tijd de lust voor verdere
kolonisatie. De ondernemer der grootsche plannen, Walter Raleigh, zag zijn schoonste
hoop vervliegen. Het verdere van zijn leven was even ongelukkig, en de staatkundige
troebelen zijns lands maakten hem tot slachtoffer; den 29en October 1618 beklom
hij het schavot, zijn familie in armoede achterlatend. Na ongeveer twee eeuwen
evenwel deed de Staat Noord-Carolina door een plechtige acte in den naam zijner
hoofdstad Raleigh de herinnering aan de nagedachtenis van den werkelijk energieken
en buitengewonen man, die door de omstandigheden veroordeeld werd, voortleven.
* ❖
Wij moeten eenige jaren overspringen. Wel werden er na 1587 nog onderscheidene
reizen ondernomen naar de Nieuwe Wereld, maar de eigenlijke kolonisatie van
Virginia vangt toch eer'st aan in 1620. Er was gedurende den loop der 16e eeuw
en in het begin der 17e een andere richting gekomen in het leven der Europeesche
volken, die na den eersten zwijmelroes der nieuwe landontdekkingen een omkeering
gaf aan het doel der reizen. Columbus hoopte, toen hij naar het westen zeilde, een
nieuwen weg naar de specerijenlanden van zuidoostelijk Azie te vinden. Nadat hij
de goudlanden van Midden-Amerika ontdekt had, was weldra de dorst naar goud
de eenige drijfveer van de groote ondernemingen. Daarna werden de eilanden en
streken bij den aequator tot de tropische tuinen der Europeanen gemaakt, die al de
artikelen van weelde verschaften, welke alleen de heete gewesten konden opleveren.
En eindelijk kwam de hoogere opvatting tot rijpheid, dat men niet moest plünderen,
verwoesten en slaven maken, maar staten stichten, duurzame Christelijke kolonien
aanleggen, en voor de onderdrukten en ondernemenden wijk- en woonplaatsen
inrichten, met al de vereischten en gegevens voor een onafhankelijk nationaal bestaan.
In Engeland werd opnieuw die kolonisatiegeest levendig, en de staatkundige toe-
standen in het land bevorderden dien. Het Engelsche volk was na de ontdekking
van Amerika, in opkomst en wendde meer en meer den blik over de zeeen. Koning
Jacobus was te vreesachtig, om zelf iets te ondernemen, maar had eerzucht genoeg,
om gaarne te zien, dat zijn land door kolonien werd uitgebreid. En toen een
vereeniging van kooplieden en mannen van aanzien, voorgelicht en warm gemaakt
door onderscheidene deskundigen, zieh tot den koning wendde met het verzoek, dat
het haar mocht worden veroorloofd, een kolonie naar Virginia over te voeren, bevor-
derde de koning dit plan door een uitgebreide volmacht uit te vaardigen, en een
vrijbrief te geven. Raleigh toch zuchtte in den Tower, en daar hij schuldig bevonden
was, werd zijn vrijbrief als verbeurd verklaard.
Dit was de eerste koloniale vrijbrief, volkens welken de Engelschen zieh in Amerika
vestigden. Een landgordel van 12 graden om de Amerikaansche kust, omvattende
den bodem van kaap Fear tot Halifax, werd aangewezen, om door twee met elkander
wedijverende maatschappijen te worden gekoloniseerd. De eene bestond uit edellieden,
aanzienlijke burgers en kooplieden uit Londen en den omtrek, de andere uit dezelfde
soorten van pefsonen uit westelijk Engeland. De Londensche ondernemers, die alien
slaagden, hadden uitsluitend het recht op de landen tusschen 34—38° N.Br., d. i.
van kaap Fear tot de zuidelijke grens van Maryland; de westersehe maatschappij
van 41—45° N.Br. Het tusschen beide liggend district van 38—41° was opengelaten
voor de mededinging van beide maatschappijen.
De voorwaarden van bezit voor deze maatschappijen waren de erkenning van de
koninklijke oppermacht en grondpaeht; de laatste moest bedragen 1/» van de zuivere
opbrengst van het goud en zilver en 1 1 van die van het koper. Het muntrecht werd
aan die vereenigingen toegekend, waarschijnlijk, om den handel met de inlanders
gemakkelijker te maken, die tevens, naar men boopte, tot het Christendom zouden
worden gebracht. Het oppertoezicht over het geheele koloniale- stelsel werd aan een
Raad in Engeland opgedragen, maar het bestuur over elke kolonie afzonderlijk aan
een Raad toevertrouwd, die binnen haar grenzen gevestigd moest zijn. De leden van
den Oppersten Raad in Engeland werden uitsluitend door den koning benoemd, die
naar willekeur den duur van hun ambt kon bepalen. Ook over koloniale raden behield
de vorst zieh het oppertoezicht voor, daar hun leden van tijd tot tijd, op grond van
koninklijke voorschriften en besluiten, zouden worden aangesteld en ontslagen. Ook
was de opperste wetgevende macht over de kolonie, zoowel wat haar algemeene
belangen betrof als de meest bijzondere aangelegenheden, uitdrukkelijk aan den koning
voorbehouden. Deze koesterde de hoop, dat hij na verloop van tijd inkomsten uit
¡Virginia zou trekken; een belasting, te betalen door de schepen, die op de volkplanting
handel zouden drijven, zou gedurende 21 jaren geheel te hären voordeele worden
besteed, maar na afloop van dien termijn aan den koning komen. De landverhuizers
ontvingen de belofte, dat zij en hun kinderen Engelschen zouden blijven,||§|| een
vergunning, die hun bij den terugkeer naar Engeland rechten verzekerde, maar geen
slagboom tegen onrechtvaardige behandeling in de kolonie zelf was. Het uitgeven
van landerijen moest op de voordeeligst mogelijke voorwaarden geschieden.
Aldus gaf de eerste geschreven grondwet voor een duurzame nederzetting in
Amerika, welke de uitverkoren schuilplaats der vrijheid zou zijn, aan de handels-
nederzetting niets meer dan een onbewoond grondgebied met het recht, om het te
bevolken en te verdedigen, terwijl zij aan den koning de onbeperkte wetgevende
macht, het toezicht op alle benoemingen, benevens het uitzicht op toekomstige
inkomsten voorbehield. Aan de kolonisten stond zij geen enkel recht, niet de minste
vrijheid, noch eenigen zweem van zelfregeering toe. Zij werden onderworpen aan de
leden eener handelmaatschappij, waarvan zij geen leden konden zijn; aan de heer-
schappij van een plaatselijken raad, in welks aanstelling zij geen stem hadden; aan
het toezicht van een opperbestuur in Engeland, dat voor hun rechten geen belang-
stelling voedde, en eindelijk aan de willekeurige wetgeving van den koning. Aldus
schetst Bancroft de eerste wettig voorgestelde verhouding der kolonisten tot het
moederland, en uit die verhouding leeren wij niet alleen den bestaanden toestand,
maar ook de kiem der toekomstige gebeurtenissen kennen. Daarom stonden wij iets
langer hierbij stil.
De eerste kolonie, door de handelmaatschappij uitgezonden, vertrok in Dec. 1606,
honderd en negen jaar na de ontdekking door Caboto. Honderd en vijf personen
waren voor het blijven in de kolonie bestemd, en men zette koers naar een haven
in Virginia.