H O O F D S T U K IV.
DE EERSTE AANRAKING VAN DE BLANKEN MET DE INDIANEN.
A l g e m e e n o v e r z ic h t .
De inboorlingen van het grootste gedeelte van Amerika werden met den naam
Indianen aangeduid. Deze naam is afkomstig uit den tijd der eerste ontdekking van
de Nieuwe Wereld, toen men de nieuw gevonden landen als onbekende eilanden van
Indie beschouwde, en de inboorlingen derhalve met den naam Indianen betitelde,
d. i. bewoners van Indie.
De eerste Indianen leerden de Europeanen kennen op de West-Indische eilanden.
Zoover het leven der bewoners van de Antillen aan Columbus en zijn gezellen bekend
werd, deden zij zieh voor als eenvoudige natuurvolken, welke nauwelijks den laagsten
trap van beschaving te boven waren gekomen. De vruchtbaarheid van het land en
de zachtheid van het klimaat zonder winter maakte hun den strijd om het bestaan
gemakkelijk en onthief hen van' zware inspanning. Met stroo en palmenbladeren
bedekte loofhutten waren voldoende voor een woning, en zij rustten uit in hang-
matten, die zij vaardig wisten te vlechteh. Waar de zetel was der Kaziken stonden
eenige woningen naast elkander, die een dorp vormden. Kleeding ontbrak geheel;
de vrouwen, die in echtelijke gemeensehap leefden, bedekten op zijn meest de
schaamdeelen met sehorten van katoen, die er in het wild groeide, terwijl bij aan-
zienlijken deze sehorten van de schouders tot de knieen reikten. Als voedselgebruikten
zij aard- en boomvruchten, vooral de knollen der bataten in hun verscheidenheden,
mals, jamswortel, visschen, vogels, enz.
Bij dit arme volkje waren geen rijkdommen te vinden; sleehts een zonderling
versiersel, door de bewoners van het eiland gedragen, boezemde den naar goud
dorstenden Spanjaarden eenige belangstelling in: kleine stukjes goud, welke eenigen
dezer wilden in den doorboorden neuswand gestoken hadden, leverden het bewijs, dat,
zoo al niet op dit eiland, dan toch in de nabijbeid goud moest gevonden worden.
Columbus wist van de bewoners van dit eerste ontdekte eiland, het eiland Guanahani
van de Bahama-eilanden, zooveel te weten te komen, dat dit goud van het zuiden
afkomstig was. En onze ontdekkingsreiziger zeilde verder, in de hoop, het eiland
Zipangu (Japanj, door Marco Polo reeds beschreven (zie II pag. 402), spoedig te bereiken.
De komst van den blanken man had al spoedig de gemqederen der eilandbewoners
verontrust. Want toen Columbus verder. voer längs een reeks van schoone eilanden,
door de tropischelgente in een heerlijk plantenkleed gehuld, bemerkte hij weldra,
dat de bewoners reeds vluchtten bij zijn nadering, sleehts de ellendige, ledige hutten
aan de kusten achterlatend. ’t Was reeds het voorspel van het groote treurspel, dat
de uitroeiing en verdringing van een menschenras door de Blanken tot inhoud had
en hetwelk in den loop der nieuwe geschiedenis zqii worden afgespeeld.
Over ’t geheel was de.ontvangst der Blanken door de inboorlingen niet onvriendelijk.
Toen Columbus zieh op Cuba bevond, kusten de Indiaansche vrouwen de blanke
handen en voeten van de vreemdelingen; zij streelden hun de huid, en toen meer
dan vijftig Indianen den vreemden gasten uitgeleide deden, wikkelden velen hunner
onderweg een gloeiende kool en zekere kruiden in een droog blad, terwijl zij den
rook opzogen en vervolgens uitbliezen. Doch Columbus en zijn tochtgenooten maakten
spoedig door voorbeelden duidelijk, wat de Indianen van de Spanjaarden te wachten
hadden. Voor zijn vertrek liet Columbus vijf argelooze inwoners grijpen en ook een
vijftal vrouwen ontvoerde hij, om ze mede te nemen naar Spanje.
Toen Columbus koers zette naar Haiti, verzochten de Indiaansche gevangenen hem
door smeekende gebaren, het eiland niet aan te doen. Zij gaven daarbij te kennen,
dat de bewoners, die zij Kariben noemden, menscheneters waren. Columbus verstond
hen verkeerd; hij meende, dat zij „Kaniben” zeiden, en dit gaf aanleiding tot het
oorspronkelijk ontstaan van het woord „kanibalen” voor menscheneters. In Amerika is
evenwel het woord bewaard in een volksstam van dien naam, de „Kariben” alsmede
in den naam Karibische Zee.
De Kariben waren inderdaad gevreesde krijgslieden op de Antillen, wier vergiftigde
pijlen zelfs voor de Europeanen gevaarlijk werden. Zij stonden in vele opzichten
hooker dan de Indianen, die Columbus eerst had leeren kennen; zij waren uitmun-
tende zeilers en hadden een taal, welke van die der overige eilandbewoners verschilde.
De door de Kariben onderworpen lieden werden door dezen als slaven behandeld.
De godsdienstige voorstellingen der bewoners van de Antillen, zooals Columbus die
aanvankelijk leerde kennen, stonden niet hoog. Zij bezaten een groote menigte
ongevormde godenbeelden, „Cemes” geheeten, uit steen, klei, goud of ook uit katoen
vervaardigd, die op ruwe wijze de natuurkrachten in hun weldoende of vreeselijke
werking verpersoonlijkten. In de dorpen en woningen en bovenal voor de heilige
grotten en holen waren die afgodsbeelden te r vereering geplaatst, terwijl priesters
onder öppertoezicht der Kaziken er een wakend oog op hielden. Bedevaarten, orakels
en tooverkunsten behoorden tot hun godsdienstige ceremonien, welke geheimen alleen
de stamhoofden en de priesters verstünden. Den gestorvenen gaven zij verschillende
spijzen en een kroes water- made in het graf, wat er op wijst, dat zij aan een
voortleven 11:1 den dood geloofdeh. Volgens het volksgeloof hielden de afgestorven
zielen in rotskloven, holen en dichte wouden verblijf, en in de eeho’s meenden zij hun
stemmen te hooren. Als aanzienlijke vorsten stierven, volgden de voornaamste vrouwen
hen dikwijls in het graf.
Men moet zieh echter geen overdreven voorstellingen maken van de onschuld dezer
Indianen, zooals door sommige phantasten geschiedde. Hun karakter had menige
donkere zijde; de echtelijke trouw onder aanzienlijken werd niet in acht genomen, ja,
een vrijheid ten opzichte van de mannen werd als iets adellijks aangezien. Abortus,
met het doe], om lichamelijke schoonheid langer te bewaren, was een algemeen verbreid
euvel. Eigendomsrechten werden wel door hen geeerbiedigd, vooral, omdat men uitging
van het beginsel, dat eigenlijk de Kaziken eenig eigenaar was, die ieder zijn aandeel
gaf, zoodat het aanranden van iemands eigendom als een soort van hoogverraad
werd aangemerkt.
De ontdekkingen der Spanjaarden op de Antillen gingen gepaard met de onder-
werping der inboorlingen en exploitatie der onderworpen landen enkel tot eigen
voordeeii«Op den tweeden tocht van Columbus werden hem reeds een aantal Euro-
peesche zaden, vele huisdieren, als paarden, schapen, varkens en runderen medegegeven,
om die in het westen over te planten, maar er werden tevens bloedhonden medege-
voerd, die tot het volgen van menschen in den strijd tegen hen afgericht waren.
Reeds tegen de Negers had men deze dieren met succes gebruikt; ook in Amerika
zouden zij dienst doen, om het Amerikaansche ras te bestrijden. "Was het een ironie,
dat gelijktijdig zendelingen werden overgescheept, om de inboorlingen tot het Christendom
te bekeeren?
De gevolgen van het optreden der Spanjaarden voor de inboorlingen bleven niet
uit. Op Hispaniola (Haiti), in 1492 ontdekt, een de eerste der Spaansche kolonien,
werden de inboorlingen zoo wreed behandeld, dat zij, nadat. in 1504 het geheele
eiland onderworpen was, binnen körten tijd uitstierven. Honger en eilende, vereenigd
met den uitputtenden arbeid, rukten een groot aantal dier ongelukkigen weg, doch
een even groot aantal beroofden zieh van het leven, dewijl zij zulk een ellendig
bestaan niet meer konden voortsleepen. De bewoners van geheele dorpen vereenigden
zieh, om gezamenlijk een snel werkend vergift, het sap van den manioc, in te nemen
of vergiftige planten naast hun hangmatten te verbranden. De vrouwen, die hun
hinderen niet aan de eilende der slavernij prijs wilden geven, veroorzaakten bij zichzelf
een ontijdige bevalling, of onthielden zieh van alle buwelijksgemeenschap. Met elk
jaar werd de toestand der Indianen treurige r; in het midden der 16e eeuw waren
er nauwelijks 150 overgebleven. Doch eindelijk vonden de inboorlingen bescherming