t » , ,met.er 1 1 dle m het oostei1 tot de oude moraine der
Ä d rtA W ™ aU reikt. Aan deze zone sluit zieh in het oosten een tweede aan,
P p “61?. 500 meter hoog, een Steppenzone, die zieh uitbreidt tot de heuvelgroepen
df Du,ckr ’ Riding- ’ i B ’J l en Pasquia-Hills, en to t het
da) Ü I , IaaSsrte zonei ongeveer 250 meter hoog, omvat het
met wouden b e g ^ d * “ I S * WmniPeg-meer> en is TOOr het grootste gedeeite
QO? aarn het ooorden breidt zieh het laagland uit tot de Arktische Zee, enkel door
eemge heuvelketens afgebroken en overdekt met eenige grootere en een groot aantal
kleinere meren. Van de eerste noemen wij enkel het Groote Beren-meer, het Groot-
Slavenmeer en het Athabaska-meer, die mede de Mackenzie-rivier voeden welke
haar wateren naar de Arktische Zee zendt.
Van de vijf Groote Meren tot het Groot-Beren-meer is de grondsgesteldheid in
twee deelen gescheiden: een oostelijke, steriele helft, die van een groot aantal meren
waterstroomen is doorsneden, waarnaar Canada ook wel het „land der duizend
P l t iW ’ W ’ Welk ?.edeelte men met Labrador als het „Laurentische
ä S i B aanduidt, en een westelijke helft, die zieh bij genoemde zonen aansluit, een
gedeeite, dat voor de cultuur en emigratie bijzonder gesehikt is en sedert jaren
voor den graanbouw geexploiteerd wordt. : ' b
Ten zuiden van den St. Laurensstroom breiden zieh de voortzettingen van het
Apalachisch-gebergte uit. s
❖ :.k 4:
De prairie vlakten in het midden van Canada worden door Dr. Steffens, die hier
rondtrok, ongeveer als volgt beschreven..
Zaeht heit de uitgestrekte vlakte van de oostelijke voorheuvels van het Rots-
gebergte naar de Hudsonsbaai en de IJszee af. Zelden verhelfen zieh afgeronde
heuvels boven den horizon en nog zeldzamer komt de naakte rots uit den onder-
grond aan de oppervlakte. Op twee expedites, die te zamen 3000 K.M. omvattenen
waarbij lk m rechte lijn van Winnipeg naar het noorden trok, heb ik slechts
eenmaal een rotsheuvel gezien, een 15 meter hooge kalkrots. De oppervlakte des
lands is echter op vele plaatsen dicht overdekt met kleine, afgeronde granietkeien
welke met op de heuvels worden aangetroffen. De weinige heuvels, die men hier
vmdt, zijn met meer dan 60 ä 70 meter hoog, zacht afgerond van vorm en met gras
overdekt, evenals de vlakte, waaruit zij oprijzen. Zoo hier en daar vindt men ook nog
eenige zandheuvels, door den wind samengestoven, waarin populieren een kommervol
bestaan leiden. Bij deze heuvels heb ik zandstormen gezien, welke eenigszins doen
denken aan die der woestijnen. Zoo hier en daar vindt men in de vlakte moerassen
en ondiepe meren, welke geen afwatering bezitten, van verschillende afmetingen
Ret groote afwatermgs-reservoir van dit gebied is de Hudsonsbaai. Door talrnke
rivieren is het Hand doorsneden en de meeste vloeien af naar de Hudsonsbaai
waaraan zij buitengewoon groote watermassa’s toevoeren. Populieren en katoenboomen
omzoomen de oevers der rivieren, welker bedding in den geelachtigen leembodem
is mgesneden en die, m het water opgelost, daaraan een troebele kleur geeft. De
scheepvaart heeft op deze rivieren met schier onoverkomelijke hindernissen te
worstelen. In Juni en Juli doet een stoomboot een poging, om van de stad Winnipeg
bij hoogen waterstand de Red-river af naar het Winnipeg-meer en verder door den
Saskatchewan (de naam beteekent: snelstroomend) naar de Hudsonsbaai te komen
doch veelal mislukt dit.
De bodem der groote vlakte bestaat uit gele, meestal alkali houdende. leem van
groote vruchtbaarheid.. Het is tarwegrond van den eersten rang. Gras vindt men
overal, doch van zeer verschillende qualiteit. Bij het opbloeiende plaatsie Prince
Albert, aan den noordelyken Sakatschewan, reisde ik eens door een grasveld dat
tot de zitplaats op den wagen reikte. De nog verder westelijk gelegen grasvelden
zijn ook uitmuntend voor de veeteelt gesehikt, want daar groeit gras van 50 cM. lang
dat m den herfst tot een natuurlijk hooi samendroogt en aldus onder de sneeuw’
wordt bewaard. Ook het buffelgras, eens het lievelingsvoedsel der thans uitgeroeide
buffels, is goed voedsel voor het rundvee.
Van de wouden in dit gewest valt weinig te zeggen; zij komen hier zeldzaam
voor. Dikwijls heb ik veertien dagen en langer gereisd, zonder een enkelen boomtak
te hebben. gezien, zelfs geen wilg. Gras en hemel, hemel en gras, niets anders.
Bij de bronnen der rivieren, aan het Rotsgebergte, is dit anders : daar vindt men
wouden van naaldhout, eiken, enz. Een hoofdboom van dit land is de populier, die
tot 60° N.Br. meer of minder veelvuldig groeit en,- als hij niet door de prairie-
branden beschadigd werd, zeker op enkele plaatsen woiiden zou vormen. Zoo hier
en daar ziet men nog de verkoolde stammen uit het gras opsteken. Dit hout
gebruikten de bewoners, om er hun blokhuizen van te bouwen. Ook de „forts” der
Hudsonsbaai-Compagnie, een naam, dien men geeft aan hun handelsstations in het
binnenland, zijn van het hout van den Canadeesehen populier gebouwd. Een palis-
saden-heining van 2 ’/2 ä 3 meter hoog, van populieren, omringt deze handelsstations;
aan de hoeken vindt men daarenboven blokhuizen met sehietgaten. In het binnenste
vindt men het huis van den handelaar pn de pakhuizen.
De populier heeft nog een ander nut voor deze streken; de wagens of karren,
zonder eenig ijzer in elkander gezet, worden van zijn hout gemaakt. Buffeimes en
bijl zijn de eenige gereedschappen, welke de volbloed- en halfbloed-Indianen
gebruiken, om deze karren in elkander te slaan; zelfs de spijkers zijn van hout.
Diepe sporen in den leembodem wijzen overal de wegen aan, waarlangs die karren
op de vlakte zieh onder een züchtend geknars, dat van verre hoorbaar is, voort-
bewegen. Brüggen en veeren over de rivieren vindt men er niet. Komt men aan
®en nvier, dan wordt uit de wielen en waterdichte huiven (vroeger gebruikte men
buffelhuiden) een vlot gebouwd, waarmede men de rivier oversteekt. Zoo is de
wagen tegelijk de boot, en, zöo noodig, wordt hij als brandstof gebruikt.
Eens waren deze vlakten verlevendigd door talrijke kudden bisons, die thans,
zooalsywij reeds zeiden, zoo goed als uitgeroeid zijn. Sedert zijn deze vlakten
betrekkelijk arm aan dieren. In enkele tijden des jaars, zelfs in den zomer, kan men
er dagen aaneen reizen, zonder zelfs een insect of een vogel te zien. Op andere
tijden daarentegen neemt het insectenleven tot een buitengewone levendigheid toe.
Zoo hier en daar ziet men herten, een enkelen eland of een beer, een troep wolven,
een das, terwijl scharen trekkende zwemvogels zieh doen hooren. De meren zijn
bedekt met zwanen, duikers, kraanvogels, reigers e. a. In enkele tijden des jaars
zyn de muskieten zoo talrijk, dat men bijna geen soep en dergelijke kan eten, zonder
eenige van deze dieren aan zijn maal toegevoegd te zien, terwijl zij door hun steken
handen en gelaat met puisten bedekken. Voor runderen en paarden zijn die insecten
daar uiterst lästig of zelfs gevaarlijk.
Hoewel er weinige bisons meer gevonden worden, hebben deze dieren toch hun
sporen in de prairieen achtergelaten. Wanneer de kudden naar hun drinkplaatsen
trokken, volgden zij elkander in een geregelde rij, met elken voetstap eenige aarde
opwerpend en aldus arbeidende aan het vormen van een diepe geul, in de richting
der drinkplaats, die deze dieren gemakkelijk herkenden en steeds weer volgden.
Dergelijke bisonsporen, evenals die van wagenwielen, vindt men er nog vele.
Tot nog toe oefenden deze groote vlakten weinig aantrekkingskracht uit op
emigranten, om zieh hier te vestigen. Het waren enkel de pelsdieren, als: bevers,
otters, muskusrat, vos, enz., die de Blanken naar deze eenzame, aan de natuur
overgelaten streken lokten, dieren, welke thans hoe langer hoe zeldzamer worden.
Iwee eeuwen lang exploiteerde de mächtige Hudsonsbaai-Compagnie met weinige
menschen deze uitgebreide jachtgronden, ■ een gebied, grooter dan de Vereenigde
i teil. Aan ontwikkeling des lands werd niet gedacht; steden werden niet gesticht,
enkel werden' pelzen gehaald en de pelsdieren uitgeroeid. En toen dit land aan het
Dominion of Canada overging, was het een woeste landstreek, welker dierenwereld
was uitgeroeid, enkel bewoond door weinige Indianen-stammen, die bij de uitputting
van den natuurlijken rijkdom aan dieren aan armoede, honger en ziekten ten prooi
waren, zelfs vergiftigd door den invoer van den brandewijn. Deze Indianen zijn later
m reservations gebracht.
Een nieuwe geest is evenwel in de laatste tijden over deze prairieen gevaren, die
de eenzame vlakten tot een nieuw leven wekt. Van het zuiden uit dringt de
nieuwe cultuur met landbouw en veeteelt in de prairieen door; spoorwegen