m landsche kruiden met helpen, gaarne bij Europeanen om raad en hulp vra^en
n P i f n f Z16kt, f ™aken ziJ daarvoor zelfs de verre reis naar Paramaribo I
jp Uukuman geeft ook zijn raad bij de vervaardiging der obias, boven beschreven •
onder zyn leiding worden geheimzinnige dansen uitgevoerd; hij geeft zijn oordeei
te kennen over ziekte en sterfgeval en wijst bij plotselinge sterlevallen denTen
of anderen vijand van den doode aan, die daarvan de oorzaak was. De aangeklaa^de
k“ "ij * "” * •d“ ¡ 8 •“
CaH^” g0dsdienSt 1S h6t fetischisme; ziJ hebben een hoogsten god, dien zij Gran
Gado noemen, en een roenigte lagere, goden. Er ligt een besef van voortdJrende
bedreigmg door overmachtige yijandelijke krachten, die men met moeite in Staat is
vrpl eni m imkf° nStlge i00rstellingen verborgen; hun godheden boezemen
M M ¿ an8 bebbe“ 1 | den toegang tot hun land aan zendelingen gewei°erd
De Hernhutters echter hebben er zieh sedert lang toe aangegord, hun z e n d i n S e i d
tot de Surmaamsche Boschnegers uit te strekken. Door den Gouverneur Crommelin
daartoe aangezocht, gingen de broeders Stell en Jones zieh onder hen vestTgTaan
• S e “ ' m zending onder de Boschnegers was echter een hjden feschTe-
T b l ongezonde klimaat m het tropisch boschland noodzaakte hen S ie
trekken, en toenadermg tot de Boschnegers was bijna niet te verkrijgen De’zendines
arbeid moest daardoor worden opgegeven. zencungs-
De levenswijze der Boschnegers kamt veel met die der Indianen overeen Zii ziin
nahifhp'r)1 F -g’ ar Z1J meer behoeften hebben. Hun dorpen zijn altijd in de
nabijheid eener rivier en meest op eilanden gebouwd; dit moest wel daar er buiten
rd s te J water “ " 'oucllja^ler\ nerf f ns wegen bestaan, zoodat het transport en elke
r ! ei water moet geschieden. De hutten der dorpen zijn zonder eenige orde en
egelmaat geplaatst; zij zijn lager en kleiner dan die der Indianen doch vaster en
duurzamer, en met palmbladen gedekt. De eene helft dezer hutten is aan drie ziiden
open en dient tot keuken; de andere helft is afgesloten door palissadenachtio' naast
elkander geplaatst rondhout en dient tot slaapplaats; daar slaapt de familie gedeel-
telyk in . hangmatten, gedeeltehjk op ruwe houten rustbanken. ’
Het dagelijkseh voedsel der Boschnegers is meestal rijst en cassave brood dat nn
een öderen plaat wordt gebakken en een smakelijk, langen tijd te bewaren’ voedsel
oplevert. In den drogen tijd, de maanden September, October en November Jevert
de bodem hun nog een mehge, smakelijke aardvrucht, „nappi” (Dioscorea sativa en
Deoscorea alata L.) geheeten; het geheele jaar door echter verIiouweTzifyamS zoete
van töd td tr ti,'7°wn ArUr escu!fntu,m) en cassave. Bananen an tijd^ tot tijd, wanneer zij die op de plantages inruilen tegen viehrekbabnetn h zoiju at lledeant
7 V.°°r deze ruilln8 bewerken. Wild en visch weten zij zieh veel te
verschaffen. Zout is een zeer gezöcht artikel. Zij bereiden hun voedsel steeds met
Zif ziin gro^^liefhebbm’1111 lepels.™aken ziJ van een lange strook van de kalebasschil.
l l f l t , ”P“ da > een soort van aardnoot, waarvan zij verschil-
K ¿ „ a Djen maken' Van sPek houden ZÜ veel; zij kooperl het, zoo dikwljls zii
nheett bnoofseehn. Up deze lekkerni^j zgij0nr °z ij -tz' eeDr ikzwumÜlisgn. emen ziJ vaten vol daarvan mede in
Als drank gebruiken zij rum of dram, en soms maken zij van het sau uit het
suikernet, dat zij op de plantages opdoen, een soort van gistenden drank dien zii
de°rv o u L o et en. T Aan iene,ver eD bier geven zij gde v o o ^ u r boven w ij^
fedbak uit^korte Gou'dsclfp K ef? , bkeVrtje- . VeJe mannen rooken Arnerikaansche
’“ f l " 1 • Goudsche pijpen. Het snuiven is bij. velen een hartstocht.
dip ,;; T T n grocite epbrengsten. Voor de jacht gebruiken zij honden
die zij ruilen van de Indianen uit het binnenland, met wie zij gedurende het drose
jaargetijde m voortdurende handelsbetrekking staan. Zij vooizfen d e I n d i a n e n vfn
a & S t zZil jrn’ ’oomme Svvdp'le Szpwl6igjn en, kt/a'aplierns eennZ lhe6rnt enk rÜteg evna ndgaeanr.v oDoer zien driueirle nh ovnedrekno,o pdeine
de Boschnegers op de plantages weer tegen hoogen prijs P
De Boschnegers zijn bovenal handelaars; den landbouw drijven zij enkel uit nood
un hoofdhandelsartikel is het h o u t; de voorouders der Aukaners werden als slaven
veel als houthakkers gebruikt, en zoo leerden zij dit werk, dat nog altijd met
voorliefde door hen verricht wordt. Zij veilen de boomen in de wouden, bekanten
ze, en voeren ze in vlotten door de rivieren naar de plantages of de stad. Daar de
Negers het hout eenvoudig kappen in de bosschen, zonder iemand er iets voor te
betalen, kunnen zij het goedkooper leveren dan de eigenaars der houtgronden. Voor
het ontvangen geld koopen de Boschnegers in de stad of op de plantages, wat zij
noodig hebben.
Men denke niet, dat de Boschnegers geregeld arbeiden. Dat ligt niet in den aard
der Negers. Eerst als zij weinig sterken drank, kruit en lood meer hebben, denken
zij aan den arbeid; zij verlaten dan hun kamp en trekken naar het bosch, om
boomen te veilen en die tot vierkant hout te bewerken. Het maken van vlotten
vereischt nog bijzondere zorg, daar het meeste hout zwaarder is dan water en dus
zou zinken. Vier dikke, Sterke rondhouten worden dwars over het korjaal (de kano),
twee boven en twee onder, aan elkander gebonden, zoodat met de boot in het
midden deze dwarshouten aan beide kanten uitsteken. Daartusschen wordt het hout
ingeschoven en dus vormt het vlot met de kano een geheel, terwijl de kano’s mede
het vlot helpen dragen. Deze tot vlotten gemaakte en door het korjaal medegevoerde
houtwaren noemen zij „kokroko” ; licht en drijvend hout binden zij aan lange sparren
met boschtouw, „boessitetei” geheeten; aldus aan het zware hout verbonden, sleepen
zij het mede de rivieren af.
De mannelijke Boschnegers bemoeien zieh niet met den landbouw; zij laten dezen
evenals de geheele huishouding, aan de vrouwen over, doch zelf maken zij het land
door het uitroeien van het woud voor den landbouw geschikt.
De Boschnegers zijn bekwame handwerkslieden. Zij vervaardigen hun kano’s of
korjalen, welker vorm zij van de Indianen hebben overgenomen, maken sierlijke
roeiriemen en fraaie snijwerken. Hun zitbanken, van 48—22 centimeter hoog, zijn
dikwijls vol kunstzin bewerkt, evenals de sloten aan de deuren en de banken der
fraaiere korjalen. Ook drinknappen en lepels worden met snijwerk versierd.
In het huwelijksleven heerscht bij de Heidensche Boschnegers nog het matriarchaat;
het kind volgt de moeder, niet den vader. Polygamie is algemeen; vele Negers
hebben vrouwen in verschiffende dorpen, vaak zoo ver uit elkander gelegen, dat zij
er soms in maanden niet komen. De oom van moederszijde moet zorg dragen
voor de opvoeding van het kind, voor zoover daarvan sprake kan zijn, want hij is
het kind het naast in den bloede verwant, niet de vader. Een gevolg hiervan is,
dat de waardigheid van hoofd niet overerft op den zoon van het hoofd, maar op
den zoon van diens zuster.
De Boschnegers spreken een soort van Neger-Engelsch, doch bij de Saramaccaners
is ook het Neger-Portugeesch bewaard. Deze beide talen stonden vroeger meer
zelfstandig naast elkander dan thans het geval is ; het eerste was van de Engelschen,
het laatste van de uit Brazilie gekomen Joden afkomstig en door de Negers in het
gebruik vermengd. Het Neger-Engelsch was als ningre-tongo of ningre (Negertaal)
bekend, ook als bakrä ( = Europeesch), terwijl het Neger-Portugeesch dju-tongo
(— Jodentaal) en door de zendelingen sarctmaccisch genoemd werd. Het ningre en
dju-tongo vulden elkander aan, daar de Negers der verschiffende Engelsche en
Portugeesche plantages met elkander in aanraking kwamen, en toen door verarming
der Portugeesche plantages het dju-tongo meer achteruit ging, werd het ningre
met Hollandsche en Fransche woorden aangevuld, terwijl door de zendelingen der
Hernhutters. ook Duitsche woorden in hun taal werden opgenomen. Zoo ontstond
een eigenaardige taal, welke naar het meest er in voorkomend element thans als
Neger-Engelsch wordt aangeduid, terwijl het dju-tongo bij de Negers aan de
Boven-Suriname, die meest van de Portugeesche plantages afkomstig zijn, bewaard
bleef. In 1854 was het dju-tongo reeds tot deze Negers beperkt, doch thans verstaan
zij allen het Neger-Engelsch. Tegenover de verscheidenheid van talen in den
slaventijd is er thans meer eenheid in de taal der Boschnegers gekomen.
Behalve door de Boschnegers wordt het Negerelement vertegenwoordigd door de
in 1863 met de opheffing der slavernij vrijgelaten Negers, die niet zoo diep in het
binnenland in groepjes verstrooid wonen. Zij hebben meestal nog voor een deel de
gewoonten, uit den omgang met de Europeanen op de plantages aangenomen,
bewaard.