Hij is een voortreffejijk ruiter, koen en bewegelijk, matig en volhardend, doch de
lichtzinmgheid m persoon. Altijd is bij tot spei en dans geneigd; om de toekomst
bekommert hij zieh niet, als hij op het oogenblik maar genot heeft.
De Mestiezen onderscheiden zieh in huidkleur, kleeding en taal zoowel van Indianen
als van Creolen. In de wärmere gedeelten des lands draagt de Mesties des Zondags
een wit hemd, een wijde broek van dril of bonte katoenen stof, met een veelkleurige
zijden gordel om de heupen gebonden, halve laarzen van bruin leer, een breedgeranden
viiten hoed en in plaats van den mantel een bonte deken over den schouder gehangen.
Gewoonhjk is van voren het hemd open en ziet men een rozenkrans op de bloote
borst. Op de hoogvlakten draagt de Mesties een kleeding, die meer overeenkomt met
het koeler klimaat.
In de steden vormen de Creolen de hoofdbevolking; op het land is het aantal
Mestiezen bijzonder groot. De kleine landbezitters en pachters, de verstrooid wonende
boeren zijn meest allen Mestiezen. Juist deze boerenstand vormt de kern der na tie :
zij zijn eenvoudig, werkzaam en dapper. De handwerksstand in de steden en dorpen
telt vele Creolen, doch ook Mestiezen, welke zieh na de vrijmaking van Spanje meer
en inoor verheilen, so ms zelfs de Blanken overtreffen. Yroeger was de handel alleen
m handen van Spanjaarden en Creolen; later werd die ook door vele Mestiezen gedreven.
Vooral de handel op de markten is hun terrein. Ook het groote leger der muildier-
dnjvers of „arneros”, die het transport der waren vroeger geheel tot stand brachten, en
thans nog, waar geen spoorwegen zijn, bestaat meest uit Mestiezen. Verder zijn alle
mannelijke en vrouwelijke dienstboden in steden en dorpen bijna zonder onderscheid
Mestiezen; als zoodamg worden zij geroemd. Ook in de mijnen werken zij veel, en
op de uitgestrekte landbezittingen zijn het weder de Mestiezen, aan wie het toezicht
op en de uitvoering van de werkzaamheden veelal wordt toevertrouwd. Zij ploegen
?n rooien .”lj deo graanbouw of in het algemeen, zij verrichten den arbeid, waarbii
intelligentie gevraagd wordt, terwijl de meer mechanische arbeid van den daglooner
aan de Indianen wordt overgelaten. De Indiaan hoedt de schapen en geiten, de Mesties
heeft er het opzicht over.
Uit dit alles blijkt, dat de Mestiezen een hoogst belangrijk Volkselement in Mexico
vormen. Velen van hen wijden zieh ook aan de Studie, aan den Staatsdienst of aan
den kerkdienst; men ziet hen zoowel in officiers-uniform als in de maatschappii.
De Mesties, hoewel met Indiaansch bloed in de aderen, stelt zieh tot ideaal, niet
fot: I I . Indianen terug te keeren, maar te huwen met- een vrouw, blanker dan
hijzelf is.
* sh sh
Mexico is een federatieve Republiek, met een grondwet naar het voorbeeld van de
Vereemgde Staten. De Republiek bestaat uit 27 Staten (oorspronkelijk 19) een bonds-
district en twee territorien. De grondwet dagteekent van 4 Oct. 1824, werd in 1857
herzien, en onderging nog weder wijzigingen in Mei 1896.
Aan het hoofd der Republiek Staat een President, die telkens voor vier jaren gekozen
wordt, en in wiens handen de uitvoerende macht berust. De tegenwoordige President,
Generaal D. Porforio Diaz, werd het eerst in 1876 gekozen en het laatst in Dec. 1896,’
zoodat hij zitting heeft tot 30 Nov. 1900. Gedurende zijn langdurig presidentschap,
met kracht gevoerd, zijn rust en orde in den Staat hersteld en is Mexico na veel
eilende werkelijk op den weg tot vooruitgang.
• Zeven staatssecretarissen, hoofden van departementen van algemeen bestuur, staan
den President bij in de uitvoering der wetten, en worden door hem gekozen. De
wetgevende macht berust bij het Congres, uit een kamer van volksvertegenwoordigers
en den senaat samengesteld. De leden van het eerste lichaam worden door algemeen
stemrecht gekozen: op 40,000 bewoners komt een afgevaardigde; naar den senaat
zendt ledere Staat 2 afgevaardigden, voor vier jaren gekozen.
Elk der Staten heeft zijn eigen constitutie, bestuur en wetten, Staat onder een
gouverneur en heeft een locale vertegenwoordiging. Hoewel in hoofdzaak met de
Vereemgde Staten overeenkomend, heeft Mexico de macht der afzonderlijke Staten
meer beperkt en vertoont zieh hier sterker centralisatie. De macht van den President
is grooter, zoodat zij zieh soms tot een volkomen dictatuur kon ontwikkelen, zooals
onder Antonio Lopez de Santa Anna, Benito Juarez e. a. Van 1864—’67 was de Staat
zelfs een keizerrijk onder Maximiliaan van Oostenrijk.
De bevolking van Mexico bedroeg in 1895: 12,5 millioen. De religie in Mexico is
overheerschend Katholiek, doch kerk en Staat, zijn gescheiden en elke godsdienst is
vrij. Een mächtige factor tot aaneensluiting der Mexicaansche bevolking is de Katho-
lieke kerk geweest. Den Spaanschen priesters en monniken was het gelukt, het
grootste gedeelte der Indianen tot het Christendom te bekeeren, waardoor niet aileen
een besef van solidariteit ontwikkeld, maar ook de versmelting met de Spanjaarden
eenigszins in de hand gewerkt werd. Het eigenlijke nationale symbool werd het
Mariabeeid van Guadaloupe; de op den opuntie zittende Aztekische adelaar kwam
eerst later hierbij in zwang.
In 1857 werd de scheiding van kerk en staat doorgevoerd, en sedert vindt men
er ook Protestantsche kerkgenootschappen. In 1889 vond men 10,112 Katholieke en
119 Protestantsche kerken in de Republiek; in 1890 telde de hoofdstad Mexico
320,143 Katholieken en 2623 Protestanten.
In. de meeste Staten van Mexico bestaat leerplicht en wordt het lager onderwijs
kosteloos gegeven. De uitvoering dier wet liet echter nog te wenschen over. Daardoor
is het aantal, dat niet lezen kan, nog altijd aanzienlijk, doch werkelijk valt er
verbetering op te merken.
$ * *
De kern der Mexicaansche bevolking en dat, wat eigenaardig onder hen is, moet
men zoeken bij de landlieden. Een gedrukten boerenstand als in Europa kent men
in Mexico n ie t; de stand der landbouwers en veehouders in Mexico bezit een onaf-
hankelijkheid, zooals men in Europa niet aantreft.
De grond is in Mexico grootendeels in handen van particulieren of van lichamen;
staatslanderijen, zooals in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, vindt men er
slechts weinige, en deze voornamelijk in de noordelijke gedeelten. Mexico is een
veroverd land en de veroveraars kozen groote stukken gronds uit, waarvan zij zieh
bezits-documenten door de Spaansche regeering deden geven. De Indiaansche gebruikers
van den grond werden hierdoor hoorigen of lijfeigenen, of men liet hun den grond
tegen betaling van pacht in gebruik. Ook kerken en kloosters werden met landerijen
begiftigd, en waar nog een stuk lands zonder eigenaar was, vond men spoedig iemand,
die het wenschte: een ambtenaar, een krijgsman, een geestelijke of dergelijken. Bij
deze wijze van verdeeling van den grondeigendom kwamen groote gedeelten in 6en
hand, en ontstond, vooral in de minder bevolkte noordelijke gewesten, het groot-
grondbezit. Zelfs de kleinere landbezittingen waren te groot, om bewerkt te kunnen
worden door de eigenaars, en zoo ontstond de gewoonte, om den grond te verpachten,
terwijl de pachters veelal in producten de pachtsom voldeden. Aanzienlijke heeren,
geestelijken en kloosters, steden enz. gaven op deze wijze den grond, dien zij bezaten,
in pacht. Graslanden kwamen daarbij in gemeenschappelijli gebruik, bouwlanden
werden telkens opnieuw onder de gebruikers verdeeld.
Deze verhoudingen zijn tot den tegenwoordigen tijd in stand gebleven. Men vindt
er hoofdzakelijk het groot-grondbezit en aan pachters in kleine stukken verdeeld.
Klein-grondbezit voor landbouw en veeteelt vindt men er weinig, en slechts in
enkele districten; de meeste kleine boeren zijn pachters, die niet het echte belang
hebben, om verbeteringen bij den grond aan te brengen. Dit is ongetwijfeld een nadeel
in de maatschappelijke verhoudingen.
De groote landgoederen noemt men in Mexico hacienda’s ; zijn zij voor landbouw
bestemd, dan heeten zij hacienda de labor; is veeteelt de hoofdzaak, dan noemt men
ze hacienda de ganado. De groote landgoederen, welke veeteelt hebben, zijn gewoon-
lijk in eenige kleinere of estancias verdeeld. Alle kleinere boerenplaatsen, hetzij
landbouw of veeteelt er de hoofdzaak is, noemt men rancho’s, de bewoners rancheros;
hiermede duidt men zoowel eigenaars als pachters aan.
De hacienda’s worden niet altijd' door de bezitters bewoond; dikwijls brengen de
eigenaars een gedeelte van hun tijd in de stad door, doch anderen blijven als echte
landjonkers, als heeren van het land, op hun bezitting. De gebouwen der hacienda’s
zijn op vele plaatsen als echte burchten gebouwd, met hooge muren, torens en tuinen,.