Tot eer dezer stammen moet gezegd worden, dat zij nimmer de overblijfselen der
overledenen verstoren, zelfs al zijn zij op de begraafplaats van een vijandigen stam.
Tengevolge hunner wijze van begraven ziet_niets jar treuriger of.Äieer verlaten uit
dan een eiland, dat voor begraafplaats is uitgekozen. Op de takken der boomen
bevinden zieh de vergane lijken en tusschen het gebladerte fladderen de aan flarden
gescheurde overblijfselen hunner kleeding. Op den grond doet zieh het tooneel niet
beter voor, want overal liggen vergane planken, gebroken kisten, bouwvallige kano’s,
verrotte roeispanen en andere teekenen van verval.
Is het overleden opperhoofd een man van groot gewicht geweest, dan is zijn wapen
geschilderd of gesneden. In het eerste geväl is het op de kist geschilderd, maar in
het laatste wordt het gewoonlijk op een paal of een boom bij het lijk geplaatst.
Volgens Duncan zou het wapen, indien het een arend of een raaf is, in Vliegende
houding gesneden zijn en vastgemaakt bovenop de doodkist, met de vleugels uitge-
spreid, als verbeeldende den geest des gestorvenen, die naar hoogere sferen streeft.
* * *
De Kolosehen of Thlinkiten waren het best bekend van de noordwest-Indianen.
Hun hoofdbedrijf was de jacht op pelsdieren, welke echter door de invoering van
het schietgeweer veel geleden heeft. In lateren tijd maakten de Koloschen grootere
handelsreizen naar het binnenland van Alaska. De oorspronkelijke kleeding was dan
ook al lang door vreemde vervangen.
In hun sociale levenswijze hadden de Koloschen iets patriarchaals; het hoofd der
familie had tegelijkertijd een rang als opperhoofd. De vrouwen stonden bij hen
hoog in aanzien, zoodat zij met de mannen samen aten, goed door hen behandeld
werden en zelfs in vele gevallen geraadpleegd werden. Zoolang de vrouwen kinderen
voortbrachten, waren zij vrij van huiselijken arbeid. De huwelijkstrouw werd in eere
gehouden. De weduwe huwde met den broeder of zusterszoon van den overleden
eehtgenoot; de eerste werd bij het leven van den echtgenoot niet zelden als diens
plaatsvervanger reeds in de familie opgenomen. Polygamie was geoorloofd, doch de
eerste vrouw behield den voorrang.
De vrouw werd door geschenken van haar familie verkregen; het huwelijk werd
door een feest gevierd, en de jonge vrouw kreeg een uitzet -mede. Scheiding Vond
wel plaats naar overeenkomst van beide zijden; kinderen bleven dan bij de moeder.
Hiermede staat in verband, dat het erfgoed overgaat op den zoon der zuster, daarna
op den jongeren broeder des overledenen. Jonggehuwden waren aan een vastentijd
van vier dagen onderworpen.
Als de leeflijd der puberteit was ingetreden, werd bij enkelen het meisje drie, zes
maanden of langer in een hut opgesloten, om het daarna bij een feest de lippensnede
en de versiering van de onderlip te geven. De mannen werden dooroorversieringen,
met veel pijn aangebracht, in den krijgsmansstand opgenomen. Naar hun afkomst
verdeelden zieh de Koloschen in den stam der Raven en der Wolven, een indeeling,
die verder geen practische gevolgen had.
H O O F D S T U K VI I .
DE I N D I A N E N VAN N O O E D - AME B IK A .
De I n d ia n e n t e n o o s t e n v a n h e t R o t s g e b e r g t e .
De gewesten van Noord-Amerika ten oosten van het Rotsgebergte waren aanvan-
keliik door,een groot aantal Indianenstammen bewoond, die tot eemge hooldgroepen
kunnen worden vereenigd. Als zoodanig onderscheiden wij de volgende stammen:
1. de Tinneh-atammen (Athapashen, Tschippewähers), 2. Algonkins, d. N ew -I ound-
landers of Beothuk’s, 4. Irokezen, 5. Chahta-Muskokis, 6. Verstrooide stammen in
het zuidoosten der Vereenigde Staten, 7. Panis’ (Caddoes), 8. Dakotas (biouxj,
9, Keiowä’s, 10. Indianen van Oregon, 11. Yuma’s en 12. Pueblo-stammen.
In een beknopt overzicht naar Schurtz zullen wij die verschillende stammen de
revue doen passeeren, om daarna in het algemeen de Indianen in hun leven en zijn
te beschrijven. -j a
I. D e T in n e h - s t a m m e n . De kern der Tinneh-stammen woont ten zuiden van de
Eskimo’s in het noordwesten van Kanada en de aangrenzende gewesten. Een lijn
van den mond der Churchill-rivier in de Hudsons-baai, tot den mond der Fraser-
rivier in den Grooten Oeeaan, scheidt de Tinneh-stammen van de Algonkins. Enkele
stammen der Tinneh’s zijn zuidwaarts tot Mexico doorgedrongen. _
Tot de Tinneh’s behooren: de Loucheux aan de beneden-Mackenzie-rivier; naburen
van hen zijn de Hondsribben-Indianen in dezelfde streek, de Tschippewäher s tusschen
de Hudsons-baai en het Athapaska-meer. In Alaska wonen de Kenai-stammen,
verder de Kutschin’s aan de Jukon, de Atnah’s aan de Koper-rivier. Verder zuidelijk,
in het brongebied der Saskatchewan-rivier, wonen de Sarsi’s, in Oregon de Umpqua s
en Tututena’s, in California, aan de Trinity-rivier, de Hupa’s. Een groote groep
van Tinneh-stammen bewoont Arizona en naburige gewesten; het zijn AeApatschen,
Ariquipo’s, Coyotero’s, Lipane’s, Mescalero’s, Navajo’s e. a .; de Jano s zijn tot
Mexico; doorgedrongen. .
De Tinneh-Indianen zijn groote menschen, geestelijk weinig ontwikkeld, met een
zwaarmoedig karakter. Hun ijver is gering; de afzonderlijkestammenkomen nergens
als grootere politieke eenheden voor. De zuidelijke Tinneh’s zijn gedeeltelijk roof-
zuchtige ruitervolken geworden; de noordelijke komen in hun leven veel met de
Eskimo’s overeen. •
II. A lg o n k in s . De Algonkins wonen ten zuiden der Tinneh-stammen; de grenshjn
gaven wij boven aan. Zij bezaten aanvankelijk de Noord-Atlantische kust van
Amerika, van kaap Hatteras tot diep in Labrador, en woonden in afzonderlijke
groepen tot het Rotsgebergte. Een lijn van kaap Hatteras tot de Ohio-rivier vormt
de zuidgrens.
Als afzonderlijke stammen van deze groep noemen w ij: de Abnaki s, waartoe ook
de Mikmak's behooren, aan den zuidelijken oever der St. Laurens-rivier; de Lenape s
aan de Delaware, de hoofdstam. De geheele groep van stammen tusschen kaap
Hatteras en Maine noemt men ook wel Lenni-Lenape’s of Delawaren, van welken
de Mohikaners aan de beneden-Hudson de bekendste zijn geworden. De Odschibwäh’s
of Tschippewähers woonden aan het Boven-Meer; onderafdeelingen hiervan waren
de Ottawa’s aan het Huron-meer, de Pottawattomie’s aan den noordelijken oever van
het Michigan-meer, en de,- Saulteux en Missinsig’s. Tusschen de rivieren Ohio,
Cumberland en Kentucky woonden de Schani’s, Illin o is, Kikapu’s en Miami’s.