294 DE TAPUYA’S OF GEZ.
II. De T apuya ’s o p G e z .
To t a e Tapuya’s of Gez rekent Ehrenreich in oostelijk Brazilie de Burunq’s of
oostehjke Botokuden, de Kamakun’s, de Patacho’s, aan de boven-Paranä de Kaime’s
of Kamgangs en de Cayapo’s, tusschen de Araguaya en de Xingu de Akue's of
(Jiavantes en Suya s, en aan de naidden- en beneden-Araguaya en Tocantins de
Aradaho s, Aptnage s, Goge s en Akroa’s, te zamen ook noordelijke Cayapo’s genoemd.
Ehrenreich noemt de Gez de meest interessante volkenfamilie van Brazilie de
eenige, wier cultuur m de onderscheidene ontwikkelingsstadien is na te gaan. De
oostehjke Gez staan nog op het laagste sociale standpunt als ruwe jagervolken, die
zonder landbouw leven, geen pottenbakkerij, spinnen of weven kennen, geen vaste
huizen bouwen, geen scheepvaart uitoefenen en de hangmat niet gebruiken. Eigenaardig
D E HANDSCHOEN DANS.
bS zijn de schijtvöi-aiige lippenpin in de lip en de palmbladrollen in de ooren-
zij bezitten een knods, die zij met twee handen zwaaien. Daar van bet oosten
naar het westen de beschavmg der Gez toeneemt, vermoedt Ehrenreich, dat hun
oorspronkehjk vaderland in de oerwouden van oostelijk Brazilie moet gezöcht worden.
De Gez bezitten een schoonen, slanken vorm, en worden als talentvol besehreven*
maar wegens hun bloeddorstigheid, roofzucht en arglistigheid gevreesd. Zelfs hun
wijze van jagen i s woest; in tijd van droogte steken zij woud en gras in brand en
houden stand op plaatsen, die voor de vlucht van het wild vrij van vuur bliiven
om hier alles, wat kruipt öf loopt, te dooden. De Gez-stammen leven herhaaldeliik
met elkander in veeten. In tegenstelling met de Tupi’s slaan de Gez zelden hun
womngen langen tijd aaneen op dezelfde plaats op.
BOTOKUDEN. NU-ARUAKSTAMMEN CARIBEN. 295
De Botokuden vormen een der belangrijkste Gez-stammen. Zij zijn rondtrekkende
Indianen, wier nationaal kenteeken bestaat in de groote houten schijven m ooren
en lippen, terwijl een haarsnoer om het hoofd gebonden wordt. Naar die houten
schijven (Portug. botoque) hebben zij den naam ontvangen. Zij waren steeds de
ergste vijanden der Blanken, welke laatsten meenden, zieh alleen tegen hpn te kunnen
verdedigen door totale uitroeiing. Men hield het zelfs voor geoorloofd, door versprei-
ding van de besmetting der pokken de Botokuden uit te roeien.
Het leven der Botokuden is zeer ruw, zonder maatschappelijke orde; vroeger
moeten zij menscheneters geweest zijn. In den laatsten tijd schijnen zij hun ruwe
gewoonten eenigszins te hebben afgelegd ; toch moeten de Blanke kolonisten diep
in het land nog altijd tegen de overvallen der Botokuden op hun hoede zijn.
De Suya’s aan de midden-Xingu, die door Von den Steinen bezocht werden,
trekken door hun eenigszins hoogere beschaving -de aandacht; hun huidkleur is een
weinig meer in het gele.
III. De N u-A ruakstammen.
Van de Xingu tot de Andes en van de Paraguay tot de Antillen vindt men, zegt
Von den Steinen, sporen van een zelfde taal bij onderscheidene vdlksstammen, waar-
door 'ook ethnographisch niet-vereenigbare leden bij elkander gebracht worden.
De leden van deze groote familie vat genoemde onderzoeker samen onder den naam
Nu-Aruak’s, naar de Nu’s en de Aruak’s öf Arowaken.
De kern der Nu-volken woont aan de bovenste bijstroomen van de Amazonen-
rivier, tusschen deze en de Rio-Negro. Kärakteristiek van hen is de hooge ont-
wikkeling der pottenbakkerij, n.l. aan beneden-Amazone en boven-Xingm
Aan de eigenlijke Nu-stammen sluiten zieh de Arowaken of Aruak’s aan. De
Aruak’s moeten vroeger over geheel Venezuela, een groot gedeelte van Guyana en de
Antillen verbreid zijn geweest, doch zijn thans tot een tweetal stammen geslonken, nl.
-de Arowaken aan de kust van Britsch-Guyana en de Goajiro’s op het schiereiland van
dien naam. Het overige Guyana wordt tegenwoordig door Caraiben-stammen bewoond.
De Arowaken waren de oorspronkelijke bewoners van Guyana. Zij worden geacht
hooger te staan dan de overige stammen van Guyana, terwijl zij ook in levenswijze
van anderen afwijken. Een krachtig lichaam, zachte gelaatsuitdrukking en prächtig
zwart haar zijn kenmerkend voor hen. De vrouwen zijn aan de mondhoeken en op
de wenkbraiiwen, waar de hären zijn uitgetrokken, getatoueerd. ;
De Goajiro’s zijn een nooit onderworpen volk, zeer krijgszuchtig van aärd. Tegenwoordig
schijnen zij hun gebied naar den kant van Columbia weder uit te' breiden.
Zij moeten ± 25,000 zielen sterk zijn. Als ruiters munten zij uit; landboiiw en
veeteelt zijn hoofdbronnen van bestaan. Als wapenen gebruiken zij bogen met
-vergiftige pijleh; als huisgereedschappen aarden potten met houten lepels. In den
laatsten tijd zijn er ook geweren ingevoerd.
IV. De Ca ra ib en . 1)
Het begrip Caraiben heeft in den laatsten tijd, vooral door de onderzoekingen van
Von den Steinen, een groote uitbreiding verkregen, in vergelijking met vroeger. Als
Caraiben in engeren zin bedoelt men een volksstam, die in Fransch Guyana en van
hier zieh tot westelijk Venezuela uitbreidde. Van hier uit zou dit volk de Kleine
Antillen tot Haiti hebben veroverd, zooals wij reeds op pag. 39 zeiden.
Van dit krijgszuchtig volk, dat berucht was door menscheneterij, is slechts een
onbeduidend gedeelte overgebleven, die reeds tot een zekere cultuur gekömen waren,
landbouw dreven en met weverij zieh bezighielden. Aan de kust van Guatamala en
Honduras vindt men eenige overblijfselen van dezen stam, die daar eerst injongeren
tijd gevestigd zijn.
i) Veel -fferd geschreven Kariben, ook -wij schreven dit op de kaart hfl vergissing. Von den Steinen
verzekert in zijn boek (2e drnk, Unter den Naturvölkern Zentral Brasiliens pag. 176) dat het moet
zijn Caraiben, waarbij in de nitspraak de a duideljjk gehoord wordt.