in de schijnbaar verwarde menigte te orienteeren, de door de natuur gegeven geographisch
gelocäliseerde grondvormen, de groote rassen in den zin van Blumenbach,
weder aanneemt en daarvan uitgaat, altijd gewijzigd naar de tegenwoordige kennis.
In dien zin vat hij ook de oorspronkelijke bevolking van Amerika op en vereenigt
ze alle tot een groep als het Amerikaansche ras.
Onder de benaming van het Amerikaansche ras moet men volgens Ehrenreich de
gezamenlijke oorspronkelijke bewoners van Amerika met inbegrip der Eskimo’s ver-
staan, en wij sluiten ons hierbij aan. Deze opvatting moet uitdrukkelijk worden in
het licht gesteld, zegt genoemde schrijver verder, omdat er nog altijd pogingen worden
aangewend, om de oorspronkelijke bewoners der Nieuwe Wereld in ’t algemeen niet
als een bijzonder ras, doch als westelijke Mongolen (Peschel) of als een vermenging
van Maleische, Mongoolsche, Kaukasische of zelfs Afrikaansche elementen tebeschouwen
(Ten Kate,: Lambert, Sören Hansen).
Zijn de oorspronkelijke bewoners van Amerika door verhuizing dit land binnen-
getrokken of autochthoon? Bij het algemeen streven, om het oorspronkelijke vaderland
van vele, volken in Azie te zoeken, is het niet te verwonderen, dat ook voor de
Amerikanen Azie als het vaderland beschouwd werd, en de lichamelijke eigenschappen
der Amerikanen schijnen deze hypothese te steunen. De overeenkomst met Mongolen
en Maleiers, in het algemeen met de gele rassen, werd vanouds door de meest
geloofwaardige autoriteiten in het licht gesteld. Reeds Amerigo Vespiicci vergelijkt
hen met de Tataren. Het meest wordt de overeenkomst met de Chineezen aangetoond,
hoewel deskundigen, die vergelijken konden, o. a. Ehrenreich, die overeenkomst
ontkennen. Laatstgenoemde vond merkwaardige overeenkomst van Amerikanen met
Birmanen, Tibetanen en Leptsjas. '
Wat bij alle tegenstrijdigheid der meeningen als vaststaande kan worden aange-
nomen is dit, dat tusschen Amerikanen, Aziaten en Europeanen onmerkbare overgangen
bestaan. Hierdoor wordt de vraag naar den oorsprong dezer rassen moeielijker. Als
wij echter weten, dat in den geologischen voortijd, toen, zoo al niet de mensch zelf,
dan toch zijn naaste voorgangers leefden, rondom de noordpool een landmassa zieh
uitbreidde, welke Amerika met Azie en Europa verbond, dan heeft men geen grond
om aan te nemen, zegt Waitz, dat Amerika onbewoond was, terwijl de beide andere
werelddeelen wel bewoners bezaten. En verder gaande kan men aannemen, dat
eerst sedert de afscheiding van deze werelddeelen door zeeen de rassen zieh zelfstandig
ontwikkelden. Na dien tijd ontstonden de Amerikanen naar hun lichamelijk
uiterlijk, zooals wij ze later leerden kennen. In dien zin kan men dus van een
autochthoon Amerikaansch ras spreken.
Zelfs al neemt men aan, dat het Amerikaansche ras uit Azie afkomstig is en over
de Beringstraat Amerika is binnengetrokken, dan blijft het voor het praktisch onder-
zoek nog van belang, een zelfstandig Amerikaansch ras aan te nemen. Want deze
feiten blijven onaantastbaar:
1. de mensch is in Amerika, zooals wij tot nu toe uit overblijfselen kunnen
afleiden, even oud als in Europa.
2. de oudste schedels bezitten reeds het type der tegenvvoordige Amerikanen.
3. het groot verschil in talen bewijst, dat in elk geval vdör de spraakvorming het
Amerikaansche ras van het Aziatische moet gescheiden geweest zijn.
Een andere vraag is echter deze, of de Amerikanen een eenheid van ras vormen.
Dat er groote verschillen bij de Amerikaansche volken onderling bestaan, is zeker.
In zooverre mag men hen echter als een eenheid beschouwen, dat zij in afkomst
een zijn. Even goed als de Kaukasische volken moeten de Amerikanen tot een
geheel gerekend worden, hoe ook door omstandigheden en geschiedenis in verschil-
lende richting ontwilckeld.«
Dat in elk geval Amerika reeds in vöör-historischen tijd bewoond was, hebben
onderscheidene opgravingen en vondsten geleerd, die ons omtrent de verbreiding en
het bedrijf der oude bewoners van Amerika eenige inlichtingen geven en aantoonen,
dat de mensch in Amerika evenzeer als in Europa tijdgenoot was van den mastodon
en in prseglacialen tijd leefde.
Hoe Amerika bevolkt geworden is, welken invloed de vergletschering op de mensch-
heid van dit werelddeel uitoefende, ziedaar vfagen, welke nog niet voldoende beantwoord
kunnen worden. Er kunnen hypothesen worden opgeworpen, doch de enkele
gegevens, waarop men bouwen moet, zijn niet voldoende, om dezen goeden grond te
geven. De speculaties over uitgebreide verhuizingen in vöör-historischen tijd, hoewel
zieh aansluitend bij de oude sagen, zijn meestal overijlde Conclusies, zonder voldoenden
grond. Wij zullen ons daarom met de verschillende veronderstellingen omtrent de
afkomst van de prEehistorische bewoners niet verder bezighouden,
* *
Het is een bekend feit, dat de bewoners van Amerika tijdens de ontdekking
onderscheiden konden worden in cultuurvolken met een betrekkelijk hooge beschaving
en in onbeschaafde volken. De cultuurvolken van het oude Amerika werden in
Midden-Amerika, Mexico en op het hoogland van Peru en Columbia gevonden. Hier
werd de landbouw reeds voor de ontdekking met zorg beoefend, hoewel de huis-
dieren ontbraken; weefkunst, pottenbakkerij, papierbereiding waren reeds met zorg
uitgeöefende industrieen; de bouwkunst had groote bouwwerken, waterleidingen en
wegen tot stand gebracht.
Doch de overige inboorlingen van Noord- en Zuid-Amerika waren meest onbeschaafde
of weinig beschaafde jagersvolken, wel op verschillenden trap van ontwikkeling, doch
allen laag staande, meest in huiden gekleed, het lichaam getatoueerd, in hutten
wonend, de jacht met boog en pijl uitoefenend, en eenigen landbouw bedrijvend.
Die versehillen in beschaving moesten aan de ontdekkers wel in het oog vallen,
en de vraag naar den oorsprong der- oud-Amerikaansche beschaving was een probleem,
dat zieh aansloöt bij dat omtrent de afkomst der Amerikaansche bevolking.
Een Amerikaansche school, waarvan Prof. Mason de leider is, tracht door allerlei
bewijzen aan te toonen, dat de oud-Amerikaansche beschaving ontstaan is onder de
werking van Aziatische en Polynesische invloeden, een meening, die door een
deskundig Amerikaan als Brinton (Science no. 17, April 1895) een verouderde
(time-wom) hypothese wordt genoemd.
Prof. Ed. Seler te Berlijn, die zieh door talrijke archeologische Studien op dit gebied
günstig heeft doen kennen, heeft op vele goede gronden aangetoond, dat de oud-
Amerikaansche beschaving niet een gevolg was van vreemde invloeden, maar inheemsch
van oorsprong is en zieh van onderscheidene centra uit heeft ontwikkeld. Even als
Ehrenreich tot een zelfstandig Amerikaansch ras körnende, besluit Seler tot een
zelfstandige Amerikaansche beschaving, die zieh ontwikkeld heeft in het land zelf en
door den invloed van Amerikaansche factoren. Hierdoor vervalt het zoeken naar
cultuurbetrekkingen tusschen het oude Amerika en de Oude Wereld, en die onaf-
hankelijkheid van de Amerikaansche ontwikkeling is van groote cultuur-historische
beteekenis.
Wij komen op dit onderwerp later terug, als wij de afzonderlijke volken beschrijven.
* }je
Wij kunnen derhalve de Amerikaansche volken als een eenheid beschouwen, d. i .
als volken, die van gemeenschappelijke afkomst zijn, doch zieh in Amerika zelfstandig
ontwikkeld hebben, Daar tegenwoordig het grootste gedeelte der Amerikaansche
inboorlingen verdwenen is, moeten wij bovenal het oog houden op de vroegere toe-
standen en hun oorspronkelijke verbreiding.
~ e Amerikaansche inboorlingen hebben zieh over een uitgestrekt gebied, meerdan
0 breedtegraden omvattend, verbreid. Door verschillende levensomstandigheden,
verschillend klimaat en verschillende geschiedenis onderscheiden zij zieh in vele
opzichten, zoöwel in taal en levenswijze als in beschaving. Hierdoor is het niet
mogehjk, de algemeene karaktertrekken of eigenschappen samen te vatten of indee-
hngen te maken. De indeeling der volken op den grondslag der talen is misschien
nog het gemakkelijkst, al zijn daaraan ook. bezwaren verbonden, daar taal en ethno-
graphie niet altijd met elkander overeenkomen. Toch willen wij hier het overzicht
laten volgen van de indeeling der oude Indianen volgens Brinton, den Amerikaanschen
kenner der Indianen, hoofdzakelijk op de talen berustend.
Brinton onderseheidt vijf taalgroepen bij de Indianen: een No o rd -At l a n t i s c he ,
een N ö o r d -P a c i f i s c h e , een Ce n t r a l e g r o e p met het c u l t u u r v o l k d e r