Zij villen een grooten wolf en bedekken zieh met de huid, zoodat, wanneer zij
op handen en voeten voortkruipen, de kop van den wolf even bpven hun eigen hoofd
uitkomt, terwijl hun armen en beenen gedeeltelijk bedekt zijn met de huid van de
voorst.e en achterste pooten van den wolf.
Aldus vermomd, kruipen zij zaehtjes en voorziehtig naar de, kudde, boog en pijlen
in de linkerhand houdende. De bisons,wier gezicht niet scherp is tengevolge van de
massa’s zwart haar, die de oogen steeds bedekt houden, hebben niet het minste
kwade vermoeden en laten de wolven zeer dichtbij komen. Zelfs als een van de
bisons, sluwer dan zijn kameraden, de list vermoedt, heeft de Yermomde jager zieh
slechts in een andere richting te bewegen, alsof het dier, dat hij voorstelt, miets met
de kudde te maken heeft. Langzamerhand gelukt het hem, dicht bij den bison te
HET VANGEN VAN PAAEDEN.
sluipen, dien hij uitgekozen heeft en wien hij den pijl in het hart drijft. Daar geen
knal het afschieten van den pijl vergezelt, loopt de gewonde bison nog eenige schreden
voort; hij zakt ineen, meestal zonder een van de andere dieren te verontrusten. De
jager bemoeit zieh voor ’t oogenblik niet met zijn buit, ziet naar een ander slacht-
offer om en doodt het op dezelfde wijze.
Zoo gelukt het soms een behendig jager zijn geheelen voorraad pijlen te versehieten,
met elken pijl een bison doodende, zonder het overige van de kudde ook maar
eenigszins sehrik aan te jagen.
De wijze, waarop de inboorlingen zieh van paarden voorzien, verdient een körte
beschrijving.
In verschillende gedeelten des lands zijn de paarden völkomen aan het klimaat
gewoon geworden en hebben zij jaren achtereen in het wild geloopen, zoodat zij alle
sporen vah eenmaal getemd geweest te zijn verloren hebben en even wild geworden
zun als de bison en de antilope; evenals deze dieren verzamelen zij zieh m.groote
kudden en worden zij door de sterkste en snelste dieren aangevoerd.
Het is uit deze kudden, dat de inboorlingen zieh van paarden voorzien, die m de
laatste jaren volstrekt noodig voor hen geworden zijn; in de meeste gevallen worden
de dieren op de volgende wijze gevangen. H M H
Wanneer een Amerikaansch Indiaan — een Comaneh bijvoorbeeld . zieh een
nieuw paard wil aansehaffen, bestijgt hij zijn beste strijdros en zoekt de naastbij
zünde kudde op. Wanneer hij zoo dicht als hij kan genaderd is, zonder ontdekt te
worden, vliegt hij in vollen galop op de kudde af, een der paarden uitkiezende,
waarna' hij het te midden zijner kameraden den lasso over den kop werpt.
Zoodra de lus zieh vast om den nek gesloten heeft, springt de jager van zijn
eigen paard (dat gedresseerd is, om op dezelfde piek te blijven staan) en laat zieh
door het verschrikte dier voortsleepen, dat spoedig nedervalt, daar het door den riem
half gesmoord wordt.
Ligt het paard nu op den grond, dan komt de jager voorziehtig naderbij, den lasso
gespannen genoeg houdende, om te voorkomen, dat het dier zijn adem terugkrijgt,
en toch niet zoo strak, dat het geheel geworgd wordt; eindelijk kan hij dan met
de eene hand de oogen bedekt houden en met de andere de neusgaten.
Het dier is nu in zijn macht. Hij blaast het hard in de neusgaten, en van dat
oogenblik af aan is het wilde paard zijn slaaf. Teneinde het dier te doen gevoelen,
dat hij werkelijk slaaf is, bindt hij de voorpooten eenigen tijd bijeen en slaat een
strik om de onderkaak; maar binnen zeer körten tijd kan hij de touwen losmaken