James G. Swan. The Indians of Gape Flattery (Smithsonian Contribution to knowledge
Vol. XVI, 1870).
Stephen Powers. Tribes of California. (Contributions of North-American Ethnology
. Vol. Ill, Washington, 1877).
A lb e rt S. Gatschet. The Klamath Indians of Oregon. (Contributions of North-
American Ethnology, Vol. II, 1890).
James Owen Dorsey. The Cegiha language. (Contributions of North-American
Ethnology, Vol. VI, 1890).
Lewis H. Morgan. Houses and house-life of the American Aborigines. (Contributions
of North-American Ethnology, Vol. IV, 1881).
F r. Boas. Zur Ethnographie Britisch Kolumbiens. Peterm. Mitteilungen, 1887.
H e rb e rt Spencer. Discriptive sociology ; or, groups of sociological facts. American
Races. Compiled and abstracted bij P ro f. David Duncan. Londen 1878.
H a l e . Indians of N. W. America (in Transactt. Am. Ethnol. Soc. II).
H a lk e tt. Historical notes resp. the Indians of N. America. Londen 1825.
K en d a ll. Narr. of an exped. across the S. W. prairies. Londen 1845.
H O O F D S T U K XI .
GROENLAND.
Groenland werd reeds zeer vroeg door de Skandinaviers ontdekt. IJslandsche oor-
konden vermelden, dat een man, genaamd Gunnbjörn, een eiland of een eilandengroep
ten westen van- IJsland ontdekt had, en van daar uit een verder land, Groenland,
zou gezien hebben. Deze tocht wordt op de eerste helft der 10e eeuw gesteld. De
Gunnbjörn-scheren, zooals de nieuw ontdekte eilanden genoemd werden, zijn een
halve eeuw later nogmaals van IJsland uit bezocht geworden, doch na dien tijd heeft
men ze eenige eeuwen niet weer gezien.
Zoo werd door Gunnbjörn de eerste kennis van Groenland verkregen, maar deze
bepaalde zieh enkel tot de wetenschap, dat aldaar een land moest bestaan. Als de
eigenlijke ontdekker van Groenland, die het land zelf bezocht, moet Erik de Roode
beschouwd worden, .een Noorweger, die wegens doodslag naar IJsland vluchtte en
ook van hier verbannen werd. Zoo zeilde hij naar het westen, bereikte Groenland,
en vertoefde twee winters aan de oostkust; verder bezocht hij een gedeelte van de
westkust en keerde in 985 naar IJsland terug. Hier gaf hij aantrekkelijke schilde-
ringen van het nieuw ontdekte land en noemde het, om landverhuizers er heen te
lokken, Groenland, als om den schoonen plantengroei aan te duiden. Dit plan werd
volvoerd, want in hetzelfde jaar keerde Erik de Roode met 25 vaartuigen derwaarts
terug. Slechts 14 daarvan bereikten het „Groene land” en daarmede werd een kolonie
op Groenland gesticht. Deze nieuwe kolonie bleef voortdurend in levendig verkeer
met IJsland en Skandinavie en geraakte spoedig tot bloei. Zij verdeelde zieh in een
Üöstbouw en een Westbouw, en omstreeks het jaar 1000 telde men er reeds 190
woningen en eenige kloosters, terwijl men later te Gardar, in de nabijheid van het
tegenwoordige Frederikshaab, een bisschopszetel stichtte. In 1264 werd de staatkundige
vereeniging met Groenland erkend. - Ten tijde van den laatsten bisschop Alf (1349
of 1359) bevonden zieh in den Westbouw 4 kerken en 110 landhoeven, in den Oost-
bouw 2 steden, een hoofdkerk, 11 andere kerken, 3 of 4 kloosters en 190 landhoeven.
Van Groenland uit hebben de Noormannen ook het vasteland van Amerika bezocht
in de streken van New-Foundland en Nieuw-Schotland. Zelfs werden pogingen gedaan,
om hier een nederzetting te vestigen, die evenwel schipbreuk leden door de vijande-
lijkheid der Indianen. Van de groote beteekenis dier ontdekking hadden de Noormannen
geen begrip, en vandaar dan ook, dat die geheel in het vergeetboek geraakte. Toch
blijkt uit de IJslandsche annalen, dat nog tot de 14e eeuw de Groenlandsche Noormannen
van tijd tot tijd hun koers richtten naar het vasteland van Amerika en uit
de wouden van Markland (New-Foundland) hout haalden en naar Groenland brachten.
De kennis van het onbekende „Winland”, zooals Canada aanvankelijk werd aange-
duid, ging echter niet veel verder dan de Groenlandsche kolonien.
De bloei van deze Noorsche kolonien in Groenland duurde echter slechts tot het
midden der 14e eeuw. Daarna verdwenen zij allengs uit de geschiedenis. De laatste
vermelding hi'ervan vindt men in een stuk van 1408, door den laatsten bisschop
geschreven. De nadeelige werking van het drukkende handelsmonopolie, ■ de invallen
der Eskimo’s uit het noorden, „Strälingers” genoemd, en ziekten hebben de kolonien
achteruit doen gaan, gedeeltelijk vernietigd, en zoo geraakten de sporen dier vroege
kolonisatie in Groenland geheel uit het oog verloren. Misschien waren er in de
15e eeuw nog overblijfselen der vroegere volkplantingen aanwezig, doch door de