,,do-daim” = merkteeken, is een vereering van een geheele klasse van voorwerpen,
zooals een diersoort. Door een totem of teeken wordt daaraan herinnerd.) Deze
vormen toonen derhalve aan, dat de streken, waar zij gevonden worden, in vroeger
tijden bewoond waren door volksstammen, wier gewoonte bet was bij tijdelijke of
langer duurzame woonplaatsen hun totem-teeken in den grond af te beeiden.
De vraag, wie de bewoners waren dezer mounds, wordt ten slotte behandeld door
Thomas. Wanneer men uit het aantal der mounds en uit hun bouw tot een veel
hooger beschaving dan die der. Indianen besloten heeft, is dit een gevolg van de
overdreven en phantastische sehilderingen, die Squier en anderen van deze mounds
gegeven hebben, doch welke bij nader onderzoek door niet bevestigd werden. Ver-
gelijkt men de mounds-architektuur met die der moderne Indianen, dan zijn beide
gekarakteriseerd door het ontbreken van steenen bouwwerken, en de vorm van vele
mounds komt veel overeen met de tegenwoordige vormen der hutten. De wijze,
waarop de dorpen beveiligd werden, de wijze, waarop de begrafenissen moeten hebben
plaats gehad, het aardewerk, dat zij gebruikten, enz. dit alles vertoont een sterke
analogie. Ook is het opmerkelijk, dat in geen der mounds een graan-mortier gevonden
werd (metate), een werktuig, dat in elke Mexicaansche huishouding werd
aangetroffen. Dit alles brengt tot het besluit, -dat de mounds-bewoners to t de meer
ontwikkelde Mexicanen in geen nadere betrekking stonden.
De onderzoekingen hebben dus aan het licht gebracht, dat de mounds gebouwd
zijn door de Indianen, de voorvaderen van hen, die de Europeanen in historischen
tijd leerden kennen. Verder is uit de voorwerpen, in enkele mounds gevonden,
gebleken, dat ook na de ontdekking van Amerika nog dergelijke mounds gebouwd
werden, zoodat zij geenszins uitsluitend tot een vdor-Columbisch tijdperk kunnen
gebracht worden, zooals vroeger geschiedde. Talrijke voorwerpen zijn in de mounds
gevonden, die blijkbaar uit Europa afkomstig waren. Hi.erdoor komt men tot het
besluit, dat zieh aan de kusten reeds spoedig een ruilhandel met de Indianen van
het binnenland ontwikkeld heeft; hoe verder van de kust des te meer nemen die
voorwerpen van. Europeesche afkomst af. Als algemeen besluit kunnen wij dus aan-
nemen, dat de mounds door Indianen gebouwd zijn, gedeeltelijk vdor, gedeeltelijk na
de ontdekking van het werelddeel.
: LITTERATUUR' OVER AMERIKAANSCHE ARCHEOLOGIE.
F o s t e r . , Praehistorie races of the United States. New-York, 1873.
S q u ie r a n d D a v is . Ancient monuments of .the Mississippi Valley. Philadelphia, 1845.
0. J o n e s . Antiquities of the southern Indians. Philadelphia, 1873.
S h o r t . The North-Americans of Antiquity. New-York, 1879.
L u c ie n C a r r . The Mounds of the Mississippi Valley, historically considered. 1883.
C y r u s T h om a s . Report on the Mound-explorations of the Bureaux of ethnology,
(Twelfth annual report of the Bureau of ethnology 1890—91.) Washington, 1894.
R e i s s , S t ü b e l u n d K o p p e l . Kultur und Industrie südamerikanischer Völker.
Berlin, 1890.
S t ü b e l u n d U h l e . Die Ruinenstätte von Tiahuanaco im Hochlande des alten Peru.
Breslau, 1893.
H O O F D S T U K VI.
DE INDIANEN-STAMMEN VAN NOORD-AMERIKA.
• N o o r d w e s t e l i jk e I n d ia n e n .
De- geheele noordwestkust, van het vasteland van Noord-Amerika wordt bewoond
door een groof; aantal volkenfamilien, wier talen elkander oorspronkelijk vreemd
schijnen te zijn, doch die overigens in uiterlijk en karakter veel overeenkomst hebben,
zoodat wij ze als een geheel beschouwen.
De beschrijving der Indianenstämmen van Noord-Amerika vangen wij aan met
de noordwestelijke Indianen. Het gebied dezer stammen ligt tusschen de woonplaats
der zuidelijke Eskimo’s in Alaska en de noordgrens van Californie, terwijl de Groote
Oeeaan in het westen en het Cascadengebergte in het oosten de grens vormen.
De kustketens van het groote gebergte, dat Amerika in de lengte doorsnijdt, de
landtongen tusschen de vele inhammen aan de kust en de kusteilanden, welke in
den Grooten Oeeaan voor het land
gelegen zijn,; deze gewesten vormen
de woonplaatsen der noordwestelijke
Indianen, ’t Is een landstreek, welker
klimaat en ligging in vele op-
zichten met Noorwegen overeen-
komt. De zee en de inhammen met
hun buitengewonen rijkdom aan
visch wezen de bronnen van bestaan
aan voor deze lieden.
De geographische afscheiding en
de andere levenswijze aan de kust
had een bijzondere ontwikkeling van
karakter en uiterlijk bij de noord-
west-Indianen tengevolge,en daarom
kunnen zij afzonderlijk behandeld
worden. Hun neuzen zijn platter,
de lippen dikker, het gezicht is
breeder en de kin is beter ontwikkeld.
P IJPEN MET YERSIERING B IJ DE NOORDWESTELIJKE INDIANEN.
De talen dezer volken vertoonen
een groote verscheidenheid,' en dit geeft aanleiding ze in onderscheidene stammen
te verdeelen.
Tot de noordwestelijke Indianen behooren de volgende stammen: de Thlinkit’s
(Koloschen), de nöordelijkste groep, wier gebied ongeveer met dat der kust van
Alaska samenvalt; hun noordelijkste tak vormen de Jakutat’s. Verder de Haidah’s
op de Koningin Charlotte-eilanden en het zuidelijk gedeelte van het Prins v. •Waleseiland
; op het tegenover liggende vasteland wonen de Tsimhean’s en Nass. Het Van-
Couvers-eiland wordt ingenomen door Nutka-stammen in engeren zin, die in taal-
kundig opzicht weer in vier afdeelingen gesplitst zijn en op het vasteland verwanten
bezitten.
Hiertoe behooren o. a. de Quackoll’s of Kwakjult’s in het noorden en noordoosten
van het eiland, naast de Bella Coola’s op het vasteland, ten oosten der Charlotte-eilanden