De hangmatten worden uit katoen vervaardigd, dat zij gedeeltelijk zelf telen,
gedeeltelijk ruilen en zeer goed uit de hand weten te weven. Voor de vrouwen is
de bewerking der hangmatten het glanspunt der industrieele werkzaamheid; bij de
mannen is het de vervaardiging van een „korjaal” of boot, hetwelk alleen in dringende
gevallen geschiedt. De Indiaan, die er toe besloten heeft, een boot te bewerken,
znekti een zwaren, rechten boomstam zoo dicht mogelijk bij het water, waarbij hij
tijdelijk een hut bouwt. Daarna wordt de boom geveld en bet beste stuk wordt er
uitgenomen, waarin hij zijn kano uitholt. De werktuigen, die hij hierbij gebruikt,
zijn enkel de bijl en een holle dissel. Als de boom is uitgehold, worden dwarshouten
in de kano gedreven, om de wanden uit te zetten; een vuur wordt tegelijkertijd
onder de boot onderhouden, om het barsten tegen te gaan. Deze werkzaamheid
vereischt veel zorg, en zoo duurt bet soms maanden, voor de boot gereed is. Ver-
volgens wordt zij op houten rollen gebracht en zoo in de rivier gelaten.
De Caraiben zijn een schoon en krachtig menschenslag, goed geproportionneerd,
breedgeschouderd, met bruinachtig roode huidkleur, glad, zwart haar, dat dikwijls
een weinig gelokt is. Zij tatoueeren zieh niet, doch besmeren zieh in den tijd der
feesten en bovenal, als zij van hun reizen terugkomen, de beenen of het overige
lichaam met een zalf, waardoor zij er vermiljoenrood uitzien. Met deze zalf wordt
bij feestelijke gelegenheden vooral het haar ingewreven, zoozeer zelfs, dat zij er een
halven centimeter dik op ligt. Vervolgens worden de witte donsvederen van roof-
vogels hierin vastgek leefd. Op het gezicht en de wangen worden met een roode,
welriekende verf strepen en teekeningen geschilderd. De buik en de rüg worden,
met het sap der Tapuriba (genipa). gewasschen of besproeid; dit sap heeft de eigen-
schap, dat het zwart verft, en dat deze kleurstof door niets wordt afgewasschen of
uitgebeten, doch elken dag aan kleur verliest en met den achtsten dag geheel is
verdwenen. Jonge mannen,' die er eens echt netjes willen uitzien, laten zieh door
hun moeders of zusters met behulp van een penseel met deze verf figuren op buik
en rüg teekenen. Mannen en vrouwen loopen naakt, enkel met een katoenen snoer
om het lijf, waaraan een donkerblauwe doek bevestigd is, die tusschen de heenen
doorgehaald is. Volkomen naaktheid ziet men niet van beide seksen bij elkander.
Terwijl de gelaatstrekken der Arowakken op die der Caraiben gelijken en de
mannen van dezen stam alleen door de taal en de wijze, waarop zij den lijfband
(kamis) dragen, te onderscheiden zijn, dragen de Caraibische vrouwen, in plaats van
bet bevallige kralenschortje, dat de eenige bedekking der Arowakken-vrouwen is,
alleen den genoemden blauwen doek, die door een katoenen of uit apenharen ver-
vaardigden gordel om het lichaam gebonden wordt. Hun weelderige, zwarte hären
zijn op het voorhoofd glad afgesneden; meestal hangen zij los, doch ook wel in
staarten gebonden. De onderlip is gewoonlijk door een groote naald doorboord, die
met haar spits dreigend naar buiten uitsteekt en bij ongeoorloofde vrijheden tegenover
haar sehoone lippen een gevaarlijk wapen kan zijn. Menige Caraibische dame draagt
in de ooren proppen of beenen, soms een centimeter dik.
* * *
Naar den godsdienst werden in 1895 in Suriname onderscheiden: '8800 Ned.
Hervormden en Lutherschen, 27,000 Moravische Broeders (Hernhutters), 10,600
Roomsch-Katholieken, 1225 Joden, 2600 Mohammedanen, 9300 Hindu’s, aanhangers
van het Brahmaisme.
Uit het bovenstaande blijkt, dat de Moravische broeders hier met ijver hun zendingswerk
hebben verricht; onder de Negers vooral hebhen zij veel bekeerlingen
gemaakt. Over ’t geheel wordt de arbeid der Hernhutters in Suriname als zegenrijk
geroemd.
De regeering in Suriname is anders geregeld dan in Nederlandsch-Indie. Terwijl
in het laatste de bewoners geen invloed op den gang van het bestuur uitoefenen, is
dat in Suriname wel het geval.
Het opperbestuur wordt door den Koning (Koningin) opgedragen aan den Gouverneur,
die als zoodanig de uitvoerende macht bezit. Hij benoemt ambtenaren en officieren,
voor zoover die benoemingen niet aan den Koning zijn voorbehouden, heeft het opper-
bevel over de koloniale strijdmacht en het heheer der geldmiddelen. Een Raad van
Bestuur Staat hem ter zijde, waarin de Procureur-Generaal en drie andere, door den
Koning benoemde leden zitting hebben, en wiens advies hij in vele zaken moet
inwinnen. De Gouverneur is verantwoordelijk aan den Koning, en kan op last van
dezen, alsook van de Tweede Karner, vervolgd worden.
De wetsevende macht in de kolonie behoort aan den Gouverneur en de Koloniale
Staten. Deze Staten bestaan uit
vier leden, telkens voor een jaar door den Gouverneur
benoemd, en uit een ander
aantal, te kiezen door de
ingezetenen, die in het volle
genot van hun burgerlijke
rechten zijn. Het aantal der
gekozen leden is voor elke
200 kiezers een lid, doch
niet minder dan 9. Burgerlijke
KORALEN-VOORSCHOOT IN GUYANA.
en staatkundige rechten
zijn voor alle bewoners der
kolonie gewaarborgd.
Welke zijn de toestanden
in Suriname? Het is niet ge-
makkelijk daarover op grond
der verschillende beschrij vin-
gen een objectief oordeel te
veilen. Die de West bezoeken
en beschrijven, lijden niet zelden tegen hun wil aan schromelijke eenzijdigheid, omdat,
waar eigen onderzoek niet kan plaats hebben, soms te licht geloof wordt geslagen
aan hetgeen anderen eenzijdig mededeelen. „De voorstelling van zaken is daarbij
rozerood of zwart gekleurd, naar gelang van de onderwerpen, waar men zieh hij
voorkeur aan wijdt, naar gelang ook van de omstandigheden, waardoor het waar-
nemingsvermogen van den schrijver wordt geleid en ten slotte heheerscht,” zegt de
heer Wesenhagen in de Indische Gids van 1887. „Want terwijl toch, met het oog